Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

Lecture

Industrial buildings

Deceuninck, Coopman & Lefebure showing recent work
Friday
19.02 1993
20:30
't Leerhuys
Groeninge 35
8000 Brugge
Belgium

Industrial buildings seems to be eminently a field of non-architecture. Nonetheless a company could give themselve a qualitative face with architecture.

Industriebouw lijkt bij uitstek een gebied van non-architektuur te zijn. De industrieterreinen staan volgebouwd met de geijkte steriele dozen in cellenbeton.
Dat het ook anders kan. Dat een bedrijf zichzelf met architektuur een kwalitatief gezicht kan geven, is het onderwerp van de tweede temaavond waarin drie architekten recent werk voorstellen.

- PHILIP DECEUNINCK heeft het over het bedrijfsgebouw Wever en Ducré te Roeselare;
- DIRK COOPMAN bespreekt het Van De Velde gebouw in Lokeren langs de autostrade Gent-Antwerpen;
- PATRICK LEFEBURE toont recent werk voor diverse industrievestigingen.

Achitekt PHILIP DECEUNINCK
BEDRIJFSGEBOUW WEVER EN DUCRE te Roselare
“Dynamische beeldkracht”

Een dynamisch effekt zonder pretentie
De bedoeling van het concept was het opzetten van een bedrijfsgebouw waarin denkwerk en handenarbeid als een komplementaire eenheid diende ervaren te worden.  Het gebouw straalt deze zienswijze duidelijk uit.  De architekt vermeed dan ook, zoals hij het zelf uitdrukt, de kreatie van een gebouw met “slimme kop en dom lijf”.  Het is een bedrijfsgebouw geworden met een sterke dynamische beeldkracht, en toch uitgevoerd tegen een minimale kostprijs van 16.000 F/m² (meubilair en inrichting inbegrepen).  De ruggegraat van de onderneming wordt gevormd door de westgevel (langsgevel).  In deze gevel vindt men alle toegangen en uitgangen, de toegang tot de showroom en de burelen, de aanvoer en afvoer van basismaterialen en de afgewerkte produkten.  
De bedreiging van een versnippering van het gevelvlak met deuren, poorten en glasvlakken werd verhinderd door:
- de kolommen zichtbaar naar buiten te brengen, waardoor een regelmatige ritmering ontstaat en tevens een bruikbaar afdak geschapen wordt;
- de bevordering van een horizontale lengtewerking dank zij de kontrastrijke wit-grijze banden.
uit: Konstruktief 15 juni 1992
Dit gebouw werd bekroond met de architektuurprijs Ytong in de kategorie ‘aktief leven’.
Kommentaar van de jury:
Een dynamisch effekt van de gevel benadrukt de expositieruimte, maar verbindt tevens op harmonische wijze de bureel- en opslagruimten aan de massa van het industriële geheel.
De kwaliteit komt tot uiting in de tekening van de gebouwde volumes en dit zonder enige pretentie.

architekt DIRK COOPMAN
VAN DE VELDE te Lokeren
“het zichtbare verhaal”

Het gebouw is energiek gericht naar de autostrade : een sterk ekonomisch kommunikatiemiddel. Te midden van Gent en Antwerpen participeert dit gebouw – ekonomische skulptuur – in deze accelerende auto mobiliteit. Vanaf richting Lokeren begint de golvende daklijn eerder rustig om eenmaal boven de inkom versneld op te zwiepen waar een voorovervallende gevel het uitdijend effekt nog vergroot. Terwijl wordt een voetgangershelling in een cocon van glas en staal naar deze zone van verdubbelde dynamiek gebracht. Het ritme van de dragende stalen kolommen verhoogt hier en naarmate ze dit epicentrum van het uitdijen naderen, schieten ze met versneld tempo naar voren. Op hetzelfde moment hebben we over de ganse lengte van de golfbeweging een glooiend zonneblind, de beweging van het glooien wordt verruimd tot het klieven door de lucht, door de om zijn as wentelende beweging. Deze vorm van vliegen eindigt spits bovenop hiervoor reeds vermeld architekturaal dansen. De alternerende horizontale lijnen in de façade, ik bedoel de zonneblinden-batterij, accentueren door hun flitsen in de richting van deze architekturale explosie, de hevige architekturale energie. De architekturale morfologische climax bestaat uit: de zonneblindenbatterij, de glazen hellende cocon (die eindigt op een Fred Astair cyclus), de vooroverstuikende kolommen, de golvende kroonlijst, het glooiend wentelende zonneblind, het vliegend tapijt en de opbotsing van al deze elementen samen ter hoogte van de inkom.
Een linguïstische vertaling van haar morfologie.
Het gebouw representeert in de stilstand haar tegendeel, door de beweging als zaak van de energie zelf te representeren d.m.v. een golfbeweging, die op haar beurt een representatie is van de morfologie van de energie. De representatieketen schokt doch kan niet dichter. Deze architektuur staat stil en deze stilstand wordt geafwezigd door de beweging die er niet is te tegenwoordigen. Deze omkering door wat niet aanwezig is tegenwoordig te stellen altereert in zijn representatie-keten. De fundamenten worden fysiek naar boven getrokken en de kroon van het gebouw wentelt naar beneden. De tegenstelling struktuur-ornament is hier afwezig in het struktureel vertoon als ornament of in het ornamentele vertoon van de struktuur. Voor zover het een vertaling in woorden behoeft natuurlijk. De oppositie tussen abstrakt en figuratief, tussen vorm en funktie in de architektuur zelf wordt opgeheven in wat hier genoemd wordt het “imperalistisch tussen”. De oppositie vorm-funktie vertoont zich manifest tussen morfodigestie (vormverterend-vormuiteenbrengend) en transfunktionaliteit. Deze architektuur provoceert funkties, in die zin is ze transfunktioneel; ze “dient” niet meer, ze ontlokt funkties. Het autonome van de architektuur kan niet dienen, ze verleidt tot het gebeuren van een andere taal, zoals bijvoorbeeld de taal van het wonen. Dit architekturaal werk is niet werkloos, het werkt op het andere dan de architektuur o.a. op mensen doch ook op de cijfers en in beide richtingen samen werkt het als macht. Het struktureel labyrint maakt de richting van de zwaartekracht, een architekturale zekerheid, dansbaar, in de zwerfbeweging van haar kolommen.
Het wonen in-het-weg-van-zichzelf – een architekturale doelstelling.
Het tegenwoordig stellen van de afwezige middelpunt-vliedende kracht; degene die het centrum achter zich laat, die de vraag van de oorsprong – als ze die al stelt – louter beantwoordt in haar omgekeerde weg: het verliezen van zichzelf. Het is niet een terugvinden van een identiteit waarmee deze architektuur zich bezighoudt, maar van het tegendeel namelijk: het domein van de vervoering, de verleiding en dat is steeds verdwijnende identiteit. Evident wordt daarom gekozen voor de sterkste waarheid als tegenspeler namelijk de tegenstelling subjekt-objekt. Deze tegenstelling krijgt vorm in een architekturaal objekt, trajekt zo ver mogelijk weg, ernaast, erover of tegengesteld aan het subjekt. In elk geval architektuur kreëeren voorbij de kommentaar, taalovertreffend kreëeren vanuit een super-irreflexief denken. De taal van het onweerstaanbare trajekt is de verleiding. De verleiding is eisende partij. Eén gebouw kent als ambitie het opeisen van de stad. Het gebouw lanceert zich over de stad en geeft stromen van interakties. De verleiding bekroont de verbeelding is het geschenk van de verbeelding. De macht van de verleiding, de verbeelding en inventiviteit verstoort orde en harmonie. Dit is voorbij de classicistische idealen (die de tijd, en aldus de beweging, van de ruimte aftrekken om zo verleden en toekomst symmetrisch aan haar stilstand te maken in haar doodse rust, harmonie en “identiteit”). Het onberekenbare is de essentie van de architekturale taal, voorbij de grenzen van de taal en het denken, daar pas kan architektuur uit-gedacht worden. Komend vanuit een irreflextief bewustzijn is de architekt van het ontwerp de eerste toeschouwer en was aldus vlugger dan “zichzelf” (zijn bewustzijn). Het ik van een architekt: een schaduw van het voorbij-zichzelf. De tijd behoeft aan de ruimtelijke dimensie te worden toegevoegd zowel als faktum als in de representatie van de beweging. En de beweging toont zich daar als een vooruitschieten, een vallen, vliegen, lopen, verkleuren, waaien, wapperen, rondtollen.
Dirk Coopman

Architekt PATRICK LEFEBURE
“Zoutloze “practical jokes”

… het merkwaardigste deel van zijn aktiviteit speelt zich af op de verweesde plaatsen van de industriële maatschappij: kanaalzone’s, industrieparken, verkeerstunnels. Plaatsen kortom die buiten de architektuur om ontstanden, en waar de architektuur zelve geen blijf mee weet. Lefebure zoekt naar remedies in het schemergebied tussen architektuur en publicitaire grafiek. Een oud pakhuis bijvoorbeeld, een grauwe bakstenen kubus aan het water, wordt ingepakt met staalplaat die forse, wapperende vlaggen verbeeldende insignes draagt.
Het gebouw is getransformeerd tot een grafisch objekt, een levensgroot teken dat intrigerender is dan “gewone” reklame.
Het idee van een gebouw als gadget voor de firma die het huisvest, wendt Lefebure ook bij nieuwbouw aan, wat mij echter betwistbaar lijkt en leidt tot zouteloze “practical jokes”…
Paul Vermeulen in De Standaard van 13 januari ’88.