Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

2017

Poëzie van de Alledaagsheid

Het gedicht ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ is haast letterlijk poëzie van de alledaagsheid. Marc, vermoedelijk een klein jongetje, groet in de ochtend de dingen rondom zich. Er is veel meer.
Het gaat niet enkel over kleine dagdagelijkse dingetjes, het gaat over verwondering, over oog voor detail, over het waardevolle van die kleine dingen, waardevol genoeg om ze te begroeten. Het gaat over verbeelding, los van de geschreven en ongeschreven regels van de maatschappij. alles wordt mogelijk.

lees verder …

Het wordt een rijke, creatieve en boeiende wereld net door het opmerken van die evidenties, die plotseling in het daglicht komen te staan en anders worden bekeken, anders worden geïnterpreteerd. De kleine dingen van het leven, van de alledaagsheid. Het ontroert.

Het wordt plotseling herkenbaar. Eenvoudig. Naïef. volmaakt onbevangen. Wat we doorheen de tijd als vanzelfsprekend aannamen, is uiteindelijk toch niet meer de gewoonste zaak van de wereld, maar wordt een voorrecht, een nieuwe bron, een nieuwe manier van kijken, een nieuwe manier om met de dingen om te gaan.

Kunnen we dit overbrengen naar architectuur? Kunnen we alledaagsheid dezelfde verwondering toeschrijven? Hoe kan dit geïnterpreteerd worden? Het woord leunt enerzijds nauw aan bij banaliteit, maar draagt anderzijds ook de schoonheid van de dagelijkse handelingen in zich. Is het niet de taak van een architect om deze dagdagelijkse handelingen vorm te geven? Zoals maf architecten schrijft: “We beseffen dat we als architecten een niet te onderschatten invloed hebben op het alledaagse leven. Daarin schuilt voor ons in de eerste plaats de poëzie van de alledaagsheid. We geven mee vorm aan woningen, werkomgevingen en publieke gebouwen die elke dag opnieuw het ruimtelijk kader vormen voor verschillende gebruikers.” Collectief Noord gebruikt de term dagdagelijks als één van de vier thema’s waaronder hun website is georganiseerd. Dagdagelijks staat naast voetafdruk, typetrommel en ironie en wordt als volgt omschreven:

“Elk gebouw geeft uitdrukking aan het spanningsveld tussen de abstractie van een architectonische ambitie en de concreetheid van het dagdagelijkse. gebouwen met te veel architectonische ambitie zijn evenmin interessant als gebouwen met te weinig. inspiratie is niet gebonden aan vakernst. alles wat ooit gebouwd werd, kan in zijn letterlijkheid (of zelfs banaliteit) inspirerend werken. De inspiratie door het dagdagelijkse relativeert het discours van de specialisten over hun artefacten.

Het gebouw dat naar het dagdagelijkse refereert, ontsnapt aan het label: architectuur voor architecten. De fascinatie voor het dagdagelijkse brengt echtheid en authenticiteit in gebouwen en klaarheid en oprechtheid in het debat erover.” Ook voor Paul Robbrecht schuilt er in de dagdagelijksheid een dynamiek en een rechtmatige zoektocht naar het nieuwe, het andere en het onverwachte.

Architectuur in vlaanderen kent de laatste jaren heel wat waarde- ring buiten de landsgrenzen: aRCH+ wijdt een tijdschrift met de titel ‘Normcore’ aan de alledaagsheid van architectuur in vlaanderen, de tentoonstelling Maatwerk Massarbeit in Frankfurt belicht het maatwerk, de precisie en het vakmanschap in vlaamse en Nederlandse architectuur van de voorbije 30 jaar, de lezingenreeks in Keulen The art of everyday life – architecture from Flanders and Brussels zoomde in op de vlaamse architectuurcultuur, om er maar een paar op te noemen, a+U brengt regelmatig vlaamse architectuur…

Waar ligt het aan? Wat maakt architectuur in vlaanderen populair? Ligt het aan de beperkte bouwbudgetten die tot creativiteit met materialen en bouwoplossingen noopten? Ligt het aan het langzame ontluiken van een bewustwording mede mogelijk gemaakt door o.a. het bouwmeesterschap? aan de complexe sites en ingewikkelde regelgevingen die architecten erin getraind heeft binnen deze moeilijkheidsgraden eenvoudige oplossingen te vinden? aan het feit dat de architect in vlaanderen geen behoefte heeft om met zijn architectuur te schreeuwen, maar eerder opteert voor authenticiteit dan originaliteit?

Leo van Broeck verwijst in dit verband naar het inzetten op kwaliteit in de plaats van op vorm. “Met gezond verstand de juiste middelen gebruiken om maatschappelijke meerwaarde te genereren in de plaats van ‘origineel’ of vernieuwend te willen zijn”. Hij verwijst hierbij naar een citaat van Jim Jarmusch: “Nothing is original” (zie p. 50), met in datzelfde citaat een verdere verwijzing naar Jean-Luc godard: “it’s not where you take things from – it’s where you take them to.”

Zijn de volgende woorden van bOb van Reeth niet ontzettend relevant? “alledaagsheid: ik vermoed dat het zoeken is naar het stille antwoord op de bestaanswil van de opdracht, de noodzaak ervan, de raison d’être.Nobele eenvoud, stille grandeur.”

Christophe van gerrewey drijft het nog verder door te stellen dat het ideaal van geert Bekaert is te komen tot een besef dat er maar één zinnig existentieel project bestaat en dat is de architectuur:2 “als de oude droom van de verzoening tussen hoge en lage cultuur, tussen theorie en praktijk, tussen onbewustzijn en inzicht, tussen verhevenheid en alledaagsheid, ergens werkelijkheid kan worden, dan is dat in het domein van de architectuur.”

Reeds in 1947 schreef Henri Lefevre in Critique de la vie quotidienne over het alledaagse, over het terugvinden of het creëren van de grootsheid van het dagelijkse leven. Herontdekt in de jaren ’90 ontstaat er in de theorievorming rond architectuur en stedenbouw een groeiende aandacht voor het begrip alledaagsheid! Talrijke publicaties zien het daglicht onder de noemer architecture of the Everyday, The Everyday and architecture en Everyday Urbanism… sedert de jaren ’90 is er een groeiende aandacht voor de toe-eigening en transformatie van de stedelijke, publieke ruimte door de gebruikers, die deze ruimte daardoor zelf betekenis en identiteit kunnen verlenen.3