Macken & Macken (BE)
Fluïditeit van ruimte en tijd betekent een moedige, maar veelal hopeloze zoektocht om de ononderbroken en tegelijk broze beweging van de dingen gaande te houden. Architectuur blikt echter van nature ruimte in en dirigeert daarom elke beweging. Macken & Macken tracht op subtiele wijze deze vouwen in het territorium glad te strijken met intimiteit, alsof de gebouwde objecten alle onwezenlijk broze verlangens van de gebruiker en de passant in hun poriën willen opnemen.
Macken & Macken’s interpretatie van het territorium wordt duidelijk aan de hand van waardevol werk dat de complexiteit en de diversiteit, de betekenis en de waarde van de architecturale huid en in het bijzonder de binnenruimte herstelt en overstijgt. Hoewel daarbij het begrip ‘ruimte’ is te beschouwen als een definitie voor een afgebakende locatie, is ‘ruimte’ door Macken & Macken zo open geconcipieerd dat het is beladen met betekenissen binnen de dimensie van de subjectieve en persoonlijke ervaring, zoals herinneringen en relaties die steeds verschillend zijn, ongewoon, uniek. Het werk laat toe om de relaties tussen architectuur, interieur, kunst, materie, geometrie, tijd, textuur, geur, geluid, massa, schriftuur... te begrijpen en te verdiepen, ook en vooral terwijl verschillen worden gerespecteerd.
Interieur
De manier waarop we denken over architectuur is steeds gestuurd door de manier waarop we reflecteren over begrenzingen. Als overgang tussen binnen en buiten, tussen volume en stedelijke ruimte speelt de huid van een gebouw een bijzondere rol. In de oorspronkelijke betekenis biedt ze bescherming, bakent ze eigendommen af en creëert ze privacy. Hoewel veelal ter discussie gesteld, zijn de ideeën uit het Modernisme, dat een gebouw een functionele weerspiegeling moet zijn van het leven binnenin, ook nu springlevend. Voor deze verkenningstocht zetten architecten in het bijzonder transparante en translucente materialen in als een harmonie tussen vorm en functie. Macken & Macken zorgt echter voor een verplaatsing van de traditionele betekenis van een interieur als een omsloten ruimte door te schuiven met grenzen, exterieure ruimtes in de gebouwmassa te laten penetreren en op een doordachte manier transparantie toe te passen.
Zij zien interieurs als een soort vloei met een toevallige schil errond die eigenlijk ‘an sich’ geen belang heeft. Deze heel sterke ontwerpkeuze is bijvoorbeeld zichtbaar in hun beslissing om begane grondgevels in glas uit te voeren (zie o.a. de woning te Leefdaal en het cultuurcentrum De Warande). Radicale transparantie en onverwachte visuele constructieve lichtheid in de vorm van een volledig glazen gevel maken het mogelijk de binnenruimte te zien als een verlengstuk van de landschappelijke omgeving. Architectuur maakt van een onbestemde ruimte immers een bepaalde plek, een plaats met betekenis1 Deze reflectie over de betekenis van de plaats is het centrale element in de architectuurtheorie van Vittorio Gregotti (1966). Volgens hem mag architectuur zich niet beperken tot een louter objectmatige benadering van een gebouw: “Architectuur is eigenlijk de constructie van een landschap en haar speelruimte strekt zich veel verder uit dan de technologie van het bouwen. De natuur moet door de architectuur tot bewoonbaar landschap worden omgevormd en daartoe moet de architectuur de materialiteit van de omgeving –zowel in menselijke als in geografische zin– erkennen als haar belangrijkste gegeven.”
Niet alleen strekt bruikbare ruimte zich bij Macken & Macken uit voorbij de gebouwgrenzen, ook zijn de plekken zie zich toch binnen de gebouwschil bevinden eerder opgevat als een samenstelling van verschillende domeinen eerder dan een juxtapositie van afgebakende kamers. Het gordijn wordt hier als een bijkomend [scheidend] medium ingezet. Dankzij de toepassing van verschillende, al dan niet translucente materialen beschrijven de gordijnontwerpen van Petra Blaisse / Inside Outside interacties tussen domeinen. Macken & Mackens grenzeloze begrenzingen tussen gebouw en landschap en tussen verschillende vertrekken geven samen met Blaisses ontwerp concreet gestalte aan betekenisvolle relaties. De woning te Leefdaal trekt door haar toepassing van ‘vitrines’ –rekken geprangd tussen glas en gordijn– de periferie naar haar centrum en stoot tegelijk het centrum naar buiten.
Materie en textuur
Materiaalgebruik moet meer zijn dan een doffe opeenstapeling van lichamen en leiden tot een gesublimeerde beleving van de ruimte en mag tegelijk de rol van protagonist niet opeisen. Macken & Macken volgt de redenering van Adolf Loos2 door te stellen dat elk materiaal zorgt voor zijn eigen ornament en legt daarbij een buitengewone fascinatie voor de tactiliteit en weerbarstigheid van de architectonische substantie aan de dag. Deze materialisering krijgt niet alleen gestalte in een doordacht gebruik van de reeds besproken opake en transparante oppervlakken, maar veelal zijn de gebruikte materialen strikt gekozen op basis van textuur, kleur of patina. Daarbij schuwt Macken & Macken noch historiciteit noch –weliswaar bescheiden– experiment.
Een algemene architectuurhistorische kennis is tegenwoordig steeds belangrijker voor de voortzetting van onze cultuur als geheel dan een brede kennis van technologische materiaalontwikkelingen. Macken & Mackens materiaalkeuze en gedreven uitgangspunt om het landschap niet te belasten met architectuur zijn zonder twijfel ook in dit geval goed terug te vinden bij de woning te Leefdaal. De toepassing van uitpuilende mortel tussen de baksteenlagen verschaft de huid een tweede laag en incorporeert een zekere tactiliteit op een uiterst eigenzinnige en eigentijdse manier.
Stijl, interieur, circulaties als kruisbestuivingen, materie, kunst (o.a. een samenwerking met Richard Venlet), tijd, flexibiliteit, textuur, omgevingsaanleg. De manier waarop Macken & Macken met deze thema’s aan de slag gaan in hun werk, doet sterk denken aan de praktijk van een ambachtsman. De ontwikkeling die een ambachtsman beleeft, heeft immers te maken met het herhalen en variëren van bekende vormen en patronen die hij vernieuwt en herschept terwijl hij de materie bewerkt en worstelt met de constructie. Doorgaans ontstaat hun oeuvre uit een soort heroïsch gevecht tussen al die thema’s, terwijl ook de materie en de logica van de constructie de sporen dragen van scherpe dialogen met concepten. Materie en grenzeloze interieurs, wonen en tijd lijken dan op de tekentafel tegen elkaar op te botsen, ze interfereren met elkaar tot een voorlopige evenwichtstoestand, om een tijd later in werkelijkheid weer tot leven te worden gewerkt en in talrijke een nieuwe gedaantes te verschijnen.
Dominique Pieters
Voor wie nog graag wat extra leesvoer tot zich neemt over Macken & Macken, is de inleiding door Maarten Delbeke in Macken & Macken – Vijf Huizen / Five houses, reeks jonge architecten in Vlaanderen, no. 01 (een uitgave van vai / A16 Antwerpen / Brussel, 2003) over de stijlloosheid en tegelijk stijlvolle aanpak van hun werk ten zeerste aan te bevelen.
1 Heidegger, 1951.
2 “Het maken van ornamenten is verspilling van arbeidskracht en daardoor verspilling van gezondheid. [...] tegenwoordig is het ook nog verspilling van materiaal. [...] Het weglaten van ornamenten is een teken van geestelijke kracht.” Adolf Loos, Ornament und Verbrechen, 1910.