RCR arquitectes (ES)
Architectuur is de kunst om dromen te materialiseren.Rafael Aranda, Carmen Pigem en Ramon Vilalta of RCR arquitectos trio leeft en werkt in het kleine stadje Olot, boven Girona in Catalonië.
Hun architectuur is delicaat en broos, vaak verfijnd sensueel. Sculpturale objecten die naadloos buiten en binnen, open en gesloten verbinden en absorberen.Dit sculpturale is gematerialiseerd door het gebruik van gevernist zwart of roest staal, witte natuursteen of recent, goudgele stalen strips ( restaurant Les Cols in Olot ). Gelaagdheid, transparantie en vloeiende beweeglijkheid worden steeds sterker onderdeel van hun architectuurtaal. Hun projecten ontstaan uit 2 principiële lijnen van conceptuele ontwikkeling : een nauwgezette studie en interpretatie van de omgeving gekoppeld aan een zorgvuldig ontwerpen tot formeel abstracte objecten.Hieruit ontstaan intelligente, beheerste en heldere ontwerpen met een rijke textuur. Het jonge team kreeg een eerste vermelding in 1995 met de Casa Margarida in Olot en sindsdien is hun verhaal een aaneenschakeling van prijzen en erkenning.
Meest gekend zijn het Badpaviljoen en Casa Mirador in Olot
of het cultuurcentrum in Riudaura
De onlangs verschenen EL Croquis 115/116 geeft een prachtig overzicht van hun recente werk.
Ramon Vilalta
1960 Born in Vic
1973-1976 Courses at the Olot School of fine arts
1987 Bsc. Architecture, Vallés School of Architecture
1989-2001 Lecturer in Urban Planning and Landscape architecture, Vallés School of Architecture.
Rafael Aranda
1961 Born in Olot
1987 Bsc. Architecture, Vallés School of Architecture
Carmen Pigem
1962 Born in Olot
1977-1979 Courses at the Olot School of Fine Arts
1987 Bsc. Architecture, Vallés School of Architecture
1992-1999 Lecturer in Architectural Projects, Vallés School of Architecture
1997-2003 Lecturer in Architectural Projects, Barcelona School of Architecture
1995-2003 Member of Graduation Projects Tribunal, Vallés School of Architecture
2003 Member of Graduation Projects Tribunal, Barcelona School of Architecture
Aranda, Pigem en Vilalta is een team van architecten uit het noorden van Spanje. Ze wonen en werken in Olot, een kleine stad in het vulkanische natuurgebied van Gatarox. Het is een gebied met prachtige landschappen en traditionele dorpen, weg van de drukte en het mondaine lawaai van de kosmopolitische stad. Deze bewuste keuze om zich daar te vestigen is zeer bepalend en inspirerend voor hun werk. De bewondering en het respect voor dit ruwe landschap vertaalt zich in een rigoureuze architectuur, die een hechte relatie aangaat met zijn natuurlijke omgeving, zowel in vorm en inplanting, als in gebruik van materialen. Eenzelfde gevoeligheid als in vormen van landschapskunst wordt benaderd. Vele van hun projecten situeren zich in het gebied van Gatarox en tonen telkens deze hechte band met dit landschap, nooit letterlijk maar telkens een interpretatie ervan.
Toen het trio na hun studie besloot hun praktijk te vestigen in Olot is een eerste stap gezet naar een eigen architecturale interpretatie. Het was nogal een ongewone beslissing, als je in acht neemt dat het nog altijd vooral de grote steden waren die de centra weerspiegelen voor de nieuwe architectuur. Meer voor de hand liggend, was zich te vestigen in Barcelona zoals het merendeel van hun collega’s. Ze kozen bewust om zich terug te trekken in deze prachtige landelijke omgeving om een eigen discipline en vormentaal te cultiveren, ver van enige invloeden en rivaliteit van hun Barcelonese collega’s en van de vluchtige, kunstmatige verleiding van consumptieve beelden in de kosmopolitische steden.In dit opzicht is er misschien een vergelijkingspunt – zoals Josep Maria Montaner schrijft in zijn artikel “Rigor and expression of form” – met het werk van de Zwitser Peter Zumthor.
Montaner duidt erop dat de afwezigheid van letterlijke referenties naar andere moderne architectuur en de afzijdige houding van het team t.o.v. het mondaine lawaai, de mode, haast en stress, samen met het feit dat ze vaak in een landelijke context werken, mogelijke vergelijkingspunten suggereert met de werkmethode van Peter Zumthor. Er is een gelijkaardige rigorositeit, een dominantie van geïsoleerde gebouwen in een landelijke omgeving, een constant heruitvinden van typologieën, een unieke behandeling van elk project, een nadruk op de essentiële, permanente en materiële waarden van architectuur.In het geval van Aranda Pigem en Vilalta lopen ze zich niet in de val van fundamentalisme en mystiek essentialisme, noch zoeken ze relaas in overvloedige traditionele, vernaculaire architectuur.
Ze wagen zich niet aan theorieën over de essentie van architectuur, hoewel ze toch wel op zoek gaan naar een essentiële waarden van architectuur, alleen al door de positie die ze innemen om hoofdzakelijk in een landelijke omgeving te werken, en zich zo te ontrekken aan de moderne consumptie maatschappij in de grootsteden. Ze zoeken hun toevlucht niet tot traditionele architectuur, maar proberen een moderne abstracte vormentaal te ontwikkelen, die evenzeer in harmonie is met haar omgeving als de traditionele architectuur.
En daar slagen ze in. De projecten die ze realiseerden in Gatarox tonen eenzelfde permanente waarde en integratie als de traditionele architectuur.
Het werk van het architectenteam is moeilijk te categoriseren, hun projecten getuigen van een zeer specifieke vormentaal, met een eigen ontwerpmechanisme. Een evenwicht wordt benaderd tussen een zekere abstractie en een zeker realisme m.b.t. de context waarbij de relatie met de directe omgeving en specifieke plaats zeer intens is. Sommige van hun projecten zijn vaak bijna werken van Land art. Steeds wordt gezocht naar de perfecte vorm in harmonie met haar omgeving.
De graad van abstractie is wel zeer hoog in hun architectuur, soms zodanig dat enige functionaliteit amper herkenbaar is en het eerder de allures krijgt van een sculptuur met de dimensies van architectuur. De verwijzing die ze zelf maken naar de Baskische kunstenaars Chillida en Oteiza is juist daarom niet willekeurig. Het zijn vooral kunstenaars die bezig zijn met architecturale thema’s van kunst.
Vanuit deze achtergrond zou je hun werk kunnen beschrijven als een symbiose tussen architectuur die altijd wel een functie herbergt en sculptuur waar enige functie achterwege blijft en het object zuiver als object wordt benaderd. Deze objectiviteit verwijst niet enkel naar zichzelf als intrinsieke materie, maar gaat ook een relatie aan met het landschap,.die noch letterlijk, noch direct is, maar een interpretatie van de context is. Toch blijft het essentiële, primitieve kenmerk van architectuur – in de zin van onderdak – duidelijk aanwezig en maken ze steeds herbergzame vormen.
Maar terecht bemerkt Montaner dat we zien dat in elk werk van hen de functionele waarde op de tweede plaats komt en afhankelijk blijft van de bezorgdheid om de perfecte vorm te maken.
Dit komt in extremis naarvoor in de drie paviljoenprojecten – Pabellón de entrada a la Fageda d’en Jorda, Pabellón de Baño en el ParqueTussols-Basil en het paviljoen bij de Pista de Atletismo in Olot – waar de functie bijna totaal afwezig lijkt. Iedere functionele opening wordt op een zodanige manier verborgen, dat je de indruk krijgt dat het project een zuiver sculpturaal werk is, door o.a. eenzelfde materiaal te gebruiken voor functionele openingen en volume, en in het zelfde vlak te werken.
Ze gaan niet altijd zo ver, maar toch is er in elk project een formele overheersing.
Ze accepteren de gevestigde typologieën niet, elk project wordt benaderd vanuit eenzelfde attitude, eenzelfde vormentaal, die zich aanpast aan elke omgeving. Zowel scholen, woningen, meubels als landschappen worden volgens dezelfde criteria ontworpen.
Het is een architectuur die verbonden blijft aan het initiële idee, hoewel de constructie van het project er niet onafhankelijk van is.
Als we al hun ontwerpen algemeen beschouwen, zien we dat elk project zeer specifiek is, maar tegelijk een deel is van een algemeen zoeken naar een eigen vormentaal, waarbij ieder project zijn steentje bijdraagt. Zo worden oplossingen van vorige ontwerpen soms herhaald in een volgend project, als ze blijken te werken – zoals de betonnen zitjes of structurele elementen – en wordt langzamerhand een zeer specifieke eigen vormentaal ontwikkeld, waarbij deze elementen bijna een handelsmerk worden, die hun architectuur een zeer persoonlijke toets geeft.
In ieder project wordt met een uiterste zorg voor detail elk aspect en onderdeel ontworpen als een afzonderlijk deel, zo wordt zowel het structureel element als meubilair tot in detail ontworpen. Montaner spreekt hier van de wijsheid van een ambachtsman, die iedere creatie als een individueel werk ziet en de kwaliteit en de textuur van elk element definieert, zoals het niet reproduceerbare vakmanschap waarover Tessenow theoretiseerde.
“Within the framework of their striving for total perfection, there is room for an anti-industrial, fragmentary treatment of walls, with a role played by chance, spontaneity and roughness, made from textures, layers and flakes, proving that minimalist Platonism can be reconciled with the inset of unique, recognisable pieces; that formal sophistication, technical repetition and contemporary industry can work together with the fondness for layers of soil, the individuality of each environment and the physical reality of each vernacular materiality; that universal culture can be balanced with the singularity of the place.”
(Josep Maria Montaner)
Dit citaat geeft zeer kort de kern weer van het werk van Aranda Pigem en Vilalta: een evenwicht tussen de universele architectuurtaal en het particuliere, het unieke, de handtekening van de architect. Eén van hun laatste ontwerpen – restaurant Les Cols – is een emblematische vertaling daarvan. Het anonieme, universele, afstandelijke van het minimalistische interieur krijgt een zeer persoonlijke toets door de eigen vormentaal in de verschillende objecten – zoals tafels, stoelen, scheidingswanden -. Het zijn unieke stukken, die bijna als kunstwerken van staalsculpturen de ruimte gaan bepalen.
Zelf beweren ze vooral beïnvloed te zijn door de Japanse architectuur, Mies en de Baskische kunstenaars Chillida en Oteiza. Een mix dus van uitgezuiverde platonische architectuur en de brute sculpturaliteit. Als ze Japanse architectuur vermelden als referentiepunt, denk ik eerder aan de conceptie van architectuur in de Japanse traditie, namelijk architectuur als een plaatsmakende activiteit waarbij de daad van het bouwen zeer sterk verbonden is met plaats en cultuur, en ook de sereniteit die hun gebouwen gemeenschappelijk hebben. De referentie naar Mies is zeer duidelijk, vooral de horizontaliteit, lichtheid en transparantie, detaillering en strakke lijnen, die alle projecten kenmerken. In de woning Casa Mirador is de vergelijking met het Farnsworth huis zelfs erg frappant. De inspiratie van Chillida is zowel zichtbaar in vorm en materialiteit als het idee van ruimte, dat schuilt achter het sculpturale werk van Chillida. Het concept van ruimte staat centraal in zijn werk, elk object sluit ruimte in, maar wordt tevens ook omsloten door ruimte, hij speelt met massa en leegte.
“De architecten hebben zich altijd vragen gesteld en bekommerd over de innerlijke ruimten; gewoonlijk zijn het driedimensionale ruimten die door tweedimensionale vlakken (conceptueel) worden gedefinieerd. Wat mij betreft streef ik ernaar het holle driedimensionale door middel van het volle driedimensionale te bepalen – en tegelijkertijd een zekere correlatie en dialoog tussen beiden te doen ontstaan.”
(Chillida)
Het werk van Aranda Pigem en Vilalta krijgt soms ook het gevoel van een driedimensionale sculpturaliteit. Openingen zijn vaak als insnijdingen in een massief volume. De binnenruimtes daarentegen zijn geconstrueerd volgens een zuiver visueel standpunt. De visuele effecten gaan de schikking en ordening van het gebouw bepalen.
Een zeer kenmerkende overeenkomst met Chillida is het gevoel voor landschap en natuur.
Zoals reeds eerder gezegd getuigt hun werk van een diepe integriteit en bekommernis om het landschap. Ze maken een architectuur die bepaald wordt door het landschap of hun natuurlijke omgeving i.p.v. architectuur die het landschap bepaalt. Een mooi voorbeeld hiervan is de Pista de Atletismo in Olot dat, zeer bescheiden en met veel respect, ingeplant is in de natuur. De heel specifieke elementen van dit natuurlandschap worden het vertrekpunt voor het ontwerp. Het is bijna pure Land art. Een deel van het inlandse eikenbos wordt bewaard midden in de atletiekpiste, waarvan de tribune slechts bestaat uit enkele betonnen zitjes, ingewerkt in de glooiing van het landschap. De verlichtingspalen, die normaal gezien zeer storend zouden werken in dit prachtige landschap, verdwijnen in de achtergrond van het bos, door de kleur van het geroeste staal waarvan ze gemaakt zijn.
Naast deze kenmerken is materialiteit primordiaal in hun architectuur.
De keuze van de materialen blijft afhankelijk van de omgeving waarin de ontwerpen zich situeren. Zo wordt voor projecten in het natuurpark vooral gekozen voor staal dat onderhevig is aan natuurlijke verwering, waardoor het de sporen van de omgeving draagt. Materialen worden meestal in hun natuurlijkheid behouden, waardoor enkel de tinten van het materiaal zelf (cortenstaal, natuursteen, hout, glas) de sfeer van het ontwerp bepalen.
Je kunt het gebruik van materialen in de projecten bijna opdelen als fases in hun werk. Zo zijn hun eerste projecten vooral geconcipieerd in witte natuursteen uit Zuid-Spanje, terwijl hun laatste projecten bijna volledig van staal zijn. Het is net alsof er telkens een nieuwe kennismaking van materiaal ontstaat waarbij ze de mogelijkheden ervan grondig verkennen.
“Het werk dat ze tot nu toe produceerden, verwijst naar de diepste, tectonische, structurele, typologische en expressieve kenmerken van architectuur. Hun rigoreusiteit en capaciteit voor conceptualisatie zet hen op het uiterste andere extreme van consumptieve architectuur.” (Montaner)
David Cohn vat hun werk samen in 2 principiële lijnen van conceptuele ontwikkeling waaruit hun werk voortkomt; ze zijn een antwoord op het bestuderen en de interpretatie van specifieke site en plaats; en ze zijn voorzichtig ontwikkeld als abstracte formele objecten.Uit ‘Spaans Minimalisme’ Thesis Gina Felix – KULeuven 2002-2003 pag.29- 39.
Projecten
Casa Mirador – Olot, Girona, 1997 – 1999
Op een helling gebouwd, profiteert Casa Mirador maximaal van het weidse uitzicht. Met haar lange, vol beglaasde zuidfaçade doet ze denken aan een paviljoen van Mies. Wanneer men zich echter rond het gebouw beweegt wint het aan massa en complexiteit. Wit stenen muren kaderen zichten in en door het gebouw.
Een gang, die ook de inkom bevat, verdeelt het huis in twee en zorgt voor een scheiding tussen keuken, gym en de woon en slaapkamers. Een glazen benedenverdieping, half ingewerkt in de helling schenkt de bovenverdieping een zeker gewichtloosheid.
Bathing Pavilion – Olot, Girona, 1998
Misschien de puurste distillatie van RCR’s architectuur, een eenvoudige, uit geoxideerd staal bestaande, horizontale strip…het kleur van de herfst bladeren.
Roestvrij staal blokken, telkens anders gemoduleerd, accentueren de lijn terwijl zwart betonnen, met kwarts gemengde vloertegels de rijke textuur en raadselachtige sfeer versterken.
Recreation And Cultural Centre – Riudaura, Girona, 1998 – 1999
Riudaura is een klein dorp met 800 inwoners, gelegen aan de ingang van een vallei, en telt naast de kerk (de school is op de gelijkvloerse verdieping van een woning gelegen) en het gemeenteplein geen publieke bouwwerken.
Op een lot gelegen aan de ingang van het dorp, onder en rechtover de kerk, wou men een nieuw publieke ruimte creëren die onderdak zou bieden aan culturele, vrije tijd en sportactiviteiten. De uitdaging bestond er om in één project al deze activiteiten in deze zeer specifieke sociologische als landschappelijke context te vatten.
Het nieuwe gebouw omvat zijn omgeving. Het toont zich als een horizontale lijn die het verticale van de kerk spiegelt en onderstreept. Door de dwarse plaatsing creërt het een nieuw plein aan de straatzijde en geeft het aan de andere zijde een overzicht op de speel, dans en sport zone. Via donkere, aan beide zijden van het gebouw gelegen doorgangen is een verbinding tussen de twee zones tot stand gebracht.
Girona University Law Faculty – Montilivi Campus, Girona, 1998 – 1999
Door de lagere verdieping onder de grond te brengen gaven de architecten een antwoord op het hellende terrein en zorgden er op die manier voor dat het zichtbare gedeelte laag en elegant blijft. Het interieur is georganiseerd doorheen drie parallelle blokken, sober en assertief uitstekend uit de gevel en gescheiden door ruime binnentuinen en lichtbronnen. Het dwars geplaatste, uitstekende auditoriumblok breekt de horizontaliteit van het gebouw door middel van de verticaal geplaatste louvres. Door binnenbrengen van het grootste deel van het nodige licht via de patio’s en openingen in het dak kon men de buitenzijde heel gesloten houden en de grote, monoliete kalksteen en wit glas vlakken de geometrische vorm van het complex laten onderstrepen.
“House for a blacksmith and A hairdresser – La Canya, Girona, 1999 – 2001”:
Eenvoud en ruimte. Open, transparente ogen die het landschap en de zon inkaderen.
Het hart van de woning herbergt op maaiveldniveau de semi-publieke portiek met kapperszaak, garage en de ingang naar de woning terwijl op de verdieping erboven de leefruimte met terras is voorzien. In dit centrum mengen, kruisen, overlappen zich de circulatie, zichtlijnen, de lichten, de ruimtes. De gebruikte materialen zijn glas, steen en staal.
Les Cols Restaurant – Olot, Girona, 2002 – 2003
Het project van de evocaties:
Evoceren van het verleden, zelf onderhoud, buitenleven, sensualiteit, culinaire hoogstandjes, toekomst, tijd.
Een werk dat ontstaan is uit een heel nauwe samenwerking tussen architect en cliënt, een bundelen van kennis tot een omgeving in welke de culinaire dimensie
gecombineerd is met de visuele, tactiele en auditieve dimensie van architectuur. Met heel veel aandacht is gezocht naar een manier om zoveel mogelijk het oude karakter van het gebouw te bewaren en het toch te koppelen aan aspecten van moderne cultuur. Een zich vermengen van de eetruimtes met het exterieur, een hoge graad van techniek en openheid in de keuken, creëren van middelen die het licht filteren, kleuren en verspreiden.
Willem Van de Putte