Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

Lezing

Henry Van de Velde tijdens zijn tweede Belgische Periode (1926-1947)

Door Steven Jacobs
Vrijdag
25.02 1994
20:30

Wat deze periode zo interessant maakt is dat Van de Velde, als toen al meer dan zestig jaar oude pionier van de moderne beweging, aansluiting zocht bij de nieuwe naoorlogse generatie van jonge, modernistische architecten, zonder daarbij zijn eigen artistieke persoonlijkheid op te geven.

Na de voordracht over de Antwerpse bijdragen aan het Stille Modernisme in het interbellum, wordt thans een figuur belicht die na een eerste periode 1893-1900 in Brussel, een reeks internationale omzwervingen achter de rug had (Berlijn 1900-1901, Weimar 1902, 1909, Parijs 1910-1911, Weimar 1911-1917, Zwitserland – Nederland 1917, 1926). Henry Van de Velde keerde als een soort immigrant in zijn vaderland terug in 1926. Over deze tweede Belgische periode 1926-1947 gaat de voordracht van Steven Jacobs.

Boekentoren, 1936-42 In 1925 kwam Henry Van de Velde, na een kwarteeuw werkzaamheden in Duitsland en Nederland, naar België terug. Naast zijn activiteiten als hoogleraar aan de Gentse universiteit en als direkteur van het pas opgerichte ‘Hoger Instituut voor Sierkunsten’ in de voormalige abdij van Ter Kameren, was Van de Velde ook nog bijzonder actief als architect. Wat deze tweede Belgische periode zo interessant maakt is dat Van de Velde, als toen al meer dan zestig jaar oude pionier van de moderne beweging, aansluiting zocht bij de nieuwe naoorlogse generatie van jonge, modernistische architecten, zonder daarbij zijn eigen artistieke persoonlijkheid op te geven.

Van de Velde was ongetwijfeld tot inzicht gekomen dat zijn onmiskenbaar originele bijdrage aan de ontwikkeling van het modernisme niet langer van toepassing was op de drastisch gewijzigde omstandigheden van de naoorlogse samenleving. Sommige ontwerpen illustreren echter op fascinerende wijze dat deze symbiose niet zonder problemen is verlopen: alhoewel ze in de twintiger jaren tot stand zijn gekomen, werden ze nog volledig overheerst door de vooroorlogse ritualistiek van het Gesamtkunstwerk.

Ook in die realisaties, waarin Van de Velde het modernistisch idioom volledig onder de knie leek te hebben, stelde hij zich niet tevreden met de zuivere kracht van eenvoudige geometrische volumes op zich. Het bouwblok diende op alle mogelijke manieren tot leven te worden gebracht. Zo brengen de karakterisiteke afgeronde hoeken, zoals in zijn allereerste meubelontwerpen van reeds voor de eeuwwisseling, een vloeiende verbinding tot stand tussen orthogonale vlakken. In het plastisch en dynamisch continuüm van rechthoekige en gebogen vlakken, herkennen we Van de Veldes vroegere fascinatie voor het lineaire ornament waarbij twee op elkaar inwerkende krachtlijnen werden verabsoluteerd tot twee elkaar stimulerende natuurkrachten.

Steven Jacobs

Steven Jacobs (°1967) behaalde in 1989 een licentie in de kunstgeschiedenis aan de R.U.G. met een eindverhandeling over de kunsttheorie van De Stijl. In 1993 werd hij – eveneens aan de Gentse Universiteit – licentiaat in de wijsbegeerte met een thesis over de museum- en tentoonstellingsontwerpen van Ludwig Mies van der Rohe. Sinds 1989 is hij docent bij o.m. Amarant en publiceert hij regelmatig bijdragen over beeldende kunst en architectuur in catalogi en tijdschriften als De Witte Raaf, K&C en Yang. Eind deze maand verschijnt van zijn hand Het Gebroken Venster als 25ste aflevering van Vlees en Beton.