Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

Lecture

Case Study Houses

Historic lecture by Dirk De Meyer
Friday
19.01 2007
20:30

While the designers of the Case Study Houses (Charles & Ray Eames, Raphael Soriano, Craig Ellwood, Pierre König …) claimed to have no interest in style, their formal language of thin walls, sleek styles and connecting beams was in fact a simplified linear version of the volumes of Neutra, Schindler and Wright.

Omwentelingen kunnen stimuleren, maar tegelijk ook afremmen. Een versterkte industrie, het geloof in de Verenigde Staten met de ‘all American dream’ en de glamourwereld van Hollywood zijn maar enkele positieve krachten die ervoor zorgen dat het Los Angeles na de tweede Wereldoorlog voor de wind gaat. Ook haar haven is op dat moment de belangrijkste van de Amerikaanse westkust en bij de aardoliewinning voegen zich nieuwe, innovatieve ondernemingen zoals de luchtvaartindustrie. Honderdduizenden mensen stromen toe waardoor de stad de grootste opleving van onroerend goed in haar geschiedenis meemaakt1.

Terzelfdertijd liggen de ontwerpen van een jonge generatie architecten ongebruikt op de tekentafels. Een generatie die veelal door overzeese ontwerpers is beïnvloed. De emigratie van enkele van de Europese moderne meesters voegde bovendien een nieuwe dimensie toe aan het veranderingsproces binnen het Amerikaanse Beaux-Arts denken. Aangetrokken door de grote vrijheid en een architectuur zonder restricties kwamen Rudolf Schindler en Richard Neutra in 1914 en 1923 in de VS aan om in de voetsporen van hun grote coryfee Frank Lloyd Wright te treden. Mies van der Rohe en Walter Gropius waagden de oversteek in 1937 deels omdat zij zich realiseerden dat het Nazisme en moderne architectuur onverzoenbaar waren. Ook Marcel Breuer, Gropius’ collega van het Bauhaus, volgde hem snel naar Boston, Mendelsohn tenslotte in 1941. Allen brachten zij eigen filosofieën en vocabularia met zich mee en hun aankomst gaf een immense prestige aan de International Modern Movement in Noord Amerika. Hoe dan ook, zij penetreerden een cultuur die nogal verschillend was dan hun oorsprong: zij zorgden voor een andere geestdrift en veranderden het, maar het veranderde ook hen.

Tijdens de naoorlogse bouwkoorts was van de bouwspeculanten net zo min verlichte steun te verwachten als van de overheid. Het was John Entenza, de geëngageerde uitgever van het tijdschrift Arts and Architecture die nieuwe frisse ideeën hielp realiseren. Tijdens de jaren ‘40, een periode met sterke sociale bewustwording, illustreerde Arts and Architecture een reflectie over het idealisme en het puriteinse van de depressie en de oorlogsjaren toen architectuur in de eerste plaats een sociale kunst was. In dit kader zette Entenza het Case Study House Program2 op. Het juichte geen heldendaden toe, maar het vroeg naar ‘service’. In zijn naakte gegeven was het een experiment dat zou moeten aantonen hoe standaardisering kon worden toegepast op de individuele gezinswoning. De goedkope staalskeletten als prototypes voor woningen boden immers een onmiddellijk antwoord op de gunstige naoorlogse productievoorwaarden en op het landschap van zuid California. Dat voor een huis geprefabriceerde elementen werden gebruikt, was niet ongebruikelijk, maar wel nieuw was de poging om een elegant effect te creëren met zichtbare constructiedelen.

Entenza gaf in januari 1945 zelf de opdracht voor de bouw van de eerste acht ontwerpen, die als prototypen waren gepubliceerd en nu voor een belangstellend publiek bereikbaar zouden worden. Drie jaar later waren zes eengezinswoningen klaar die 370.000 nieuwsgierige bezoekers aantrokken.

Het minimale skelet ‘omkaderde’ en intensifieerde het buitenstedelijke bestaan en zorgde tegelijk voor delicate paviljoenen die als het ware in de bomen zweefden en die het beste uitzicht op stad en natuur boden. Interieurs waren veelal open, efficiënt en transparant als een bijdrage aan een nonchalante levenswijze en aan de onafhankelijkheid die de auto met zich meebracht. Terwijl de ontwerpers van de Case Study Houses (Charles & Ray Eames, Raphael Soriano, Craig Ellwood, Pierre König,...) geen interesse beweerden te hebben in stijl, was hun vormentaal van dunne muren, slanke stijlen en verbindingsbalken een vereenvoudigde, lineaire versie van de volumes van Neutra, Schindler en Wright.

Hoewel in het begin met allerlei beperkingen moest worden gebouwd, behoorden de resultaten van dit bouwprogramma tot het beste wat in die tijd in Californië is gerealiseerd. Des te verbluffender is het dat deze economische, pretentieloze huizen een dergelijke ruimtelijkheid konden behelzen. Er zijn weliswaar gestandaardiseerde bouwelementen ontwikkeld, maar daarvan is nauwelijks gebruik gemaakt, omdat geen noemenswaardige serieproductie op gang kwam. Meer succes hadden de door de fabrikanten geschonken oude of nieuwe materialen. Deze iconen van moderniteit met in elkaar versmeltende in- en exterieuren, glaswanden die licht definiëren en doen verrassen, modulaire principes en een principiële continuïteit die soms moet plaats ruimen voor de gebroken lijn zijn uiteindelijk mislukt als massaproduct.

Bovengenoemde drie onderwerpen –de topjaren van de Amerikaanse markt en Hollywood, de toestroom van Europese creatieve geesten en natuurlijk het ambitieuze, maar mislukte programma van Entenza– zullen de leidraad vormen doorheen de lezing van dr. ir. arch. Dirk De Meyer, tevens hoofddocent aan de Vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent, waar hij architectuurgeschiedenis doceert en een Masterstudio leidt. Iedereen kent vaag of iets gedetailleerder de Case Study Houses, maar dat meerdere externe krachten ervoor zorgden dat Entenza’s experiment een goede voedingsbodem kreeg, mag niet in de kantlijn verdwijnen. Ook zal duidelijk worden dat niet alles rond het programma is te verheffen tot een ideale wereld: voorbeelden hiervan zijn de enorme ‘corporate business’ van de bouwsector die zorgt voor een slechte bouwkwaliteit en ook de architecturale glamourwereld van Hollywood die het nieuwe wonen op even korte tijd weer genadeloos en ondankbaar laat vallen.

Dominique Pieters

1 Een voorbeeld voor het tempo en de dimensie van de bouwactiviteiten van projectontwikkelaars is Lakewood Park, een wijk met 17.000 huizen voor ongeveer 70.000 personen. Op sommige dagen bereikten de bouwvakkers een tempo van wel honderd huizen, 10.000 in de eerste twee jaar. Het resultaat waren huizen zonder enige inspiratie met miserabele, tot in het oneindige herhaalde plattegronden. Dat alles in saaie huizenrijen op voormalige sinaasappelplantages zonder begin of eind.

2 Er zijn enkele precedenten van het programma: de Weissenhof ontwikkeling in Stuttgart in 1927 en de Werkbundsiedlung in Wenen (1930). Bij beide zijn de tentoonstellingshuizen en appartementen in moderne stijl uitgevoerd en beide zijn een voorbeeld van goede gemeenschapsplanning. Er was een poging om de contructies uit de handenarbeidtraditie te nemen en gebruik te maken van de beschikbare technologie. Het meest opvallende voorbeeld hiervan was Mies appartementsgebouw in Stuttgart, waarbij de stalen constructie de mogelijkheid bood om naar eigen goeddunken scheidingswanden te plaatsen. De stad en staat subsidieerde deze gebouwen wetende dat zij een groot aantal bezoekers zouden trekken en dat ze zouden worden verkocht na het evenement.