Poetry and architecture
Jan Schreurs studeerde aan de K.U.Leuven, waar hij in 1976 het diploma van ir.-architekt behaalde en in 1982 het licentiaatsdiploma in de stedebouw en de ruimtelijke ordening. Hij nam deel aan seminaries in Urbino, Boston, Oslo en Barcelona
sinds 1976 is hij deels voltijds, deels halftijds verbonden als assistent aan de afdeling Architektuur van de K.U.Leuven.
In mei 1986 doctoreerde Jan Schreurs rond het tema “Ontwerp en Metafoor. Bijdragen tot een architektuurpoëtiek”. Geïntegreerd door die “architektuurpoëtiek” nodigde Archipel hem uit dit te komen toelichten.
Jan Schreurs belicht elementen uit deze architektuurteoretische verkenning, die hij ook illustreert aan de hand van ontwerpen van Le Corbusier, Rossi en Venezia.
Fragment uit een nog te registreren interview
Archipel
“Poëzie en architektuur” heb je vroeger uitdrukkelijk als een voorlopige werktitel opgegeven. Waarom is deze toch bewaard gebleven ?
Spreker
Ik heb de indruk dat de titel intrigeert. Intrigeren is prikkelen, prikkelen tot het stellen van vragen, zoals : “Wat hebben architektuur en poëzie met elkaar te maken ?”
Of de vraag geïnteresseerd of geërgerd klinkt, het maakt niets uit. Hoofddoel van de titel is – in het geval van lezing – te motiveren, te engageren. Hetgeen we willen te berde brengen kan moeilijk afstandelijk gekonsumeerd worden, vraagt geen beleefde luisteraars.
Archipel
Hoe breng je die twee begrippen dan met elkaar in verband ?
Spreker
Het toeval wil dat er zowel over een poëzie van de architektuur, als over een architektuur van poëzie kan gesproken worden. Met het eerste bedoel ik dat er in de omgang van de mens met zijn omgeving een dimensie aanwezig is die het partikulieren en het funktionele overstijgt, zelfs indien “funktioneel” op een ruime manier geïnterpreteerd wordt. In zijn “wil tot bouwen” realiseert de mens zijn betrokkenheid op de wereld, zowel met betrekking tot de dingen, als met betrekking tot zijn eigen “‘zijn”.
We raken in dat aspekt m.i. de kern van ruimtelijke kwaliteit.
Archipel
Dat klinkt abstrakt, maar aannemelijk. “Architektuur van de poëzie” lijkt daarentegen een raadselachtige formule te zijn .
Spreker
Integendeel ! Onze bevinding is dat die poëtische kwaliteit gedeeltelijk kan beschreven, en dus overgedragen worden, precies omdat ze samenhangt met formele eigenschappen. In die zin wordt het poëtische gekenmerkt door een architektuur, een struktuur. En in plaats van een abstrakt verhaal te houden, zou ik vooral dit laatste willen toelichten aan de hand van konkrete omgevingen. Waaruit bestaat de poëtische dimensie in architektuur en stedebouw, en wat is er de betekenis van ?
Ontwerp en metafoor
Bijdragen tot een architektuurpoëtiek (Om de achtergrond van de benadering van Jan Schreurs toe te lichten, deze korte toelichting bij zijn proefschrift)
Gekonfronteerd met de problematiek van de opleiding tot ontwerper, wordt in dit onderzoek een standpunt geformuleerd van waaruit een samenhangende en omvattende ontwerpteorie kan worden opgebouwd. Als aanzet tot een antwoord op de vraag “hoe wordt een ontwerp gemaakt”, wordt een denkkader uitgewerkt en uitgetest. Om de complexiteit van het ontwerpproces enigszins bespreekbaar te maken binnen het bestek van een proefschrift, werd geopteerd voor een semantische benadering, met de nadruk op het aspekt kreativiteit. Daartoe wordt architektuur als een “talig” domein gezien en wordt de “poëtische dimensie” ervan geanalyseerd.
In het eerste hoofdstuk worden de uitgangspunten geschetst en gemotiveerd. Een kritische literatuurstudie wijst op de beperkingen van bestaande ontwerpteorieën en tast de mogelijkheden van een semantische benadering af. Er wordt zowel op de rol van onderliggende metaforen in ontwerpteorieën, als op de relatie tussen kreatie en metaforische werkwijzen gewezen.
Het tweede hoofdstuk zet een konceptueel instrumentarium uit voor de analyse van bestaande ontwerpen. Dat gebeurt door theoretische modellen en koncepten uit de poëtiek (een onderdeel van de linguïstiek) metaforisch te transfereren naar de architektuur. Bestudeerd wordt via welke procedés nieuwe betekenis oplicht of gekreëerd wordt, en of deze procedés geldig zin voor de ontwerppraktijk.
In het derde hoofdstuk wordt dit instrumentarium uitgediept. Drie ontwerpen, van verschillende poëtische intensiteit en uit verschillende perioden, waarin de metafoor als dominante betekeniswijze aanwezig is ,wordt geanalyseerd. Het betreft ontwerpen va nLe Corbusier, A. Rossi en F. Venezia. Onderzocht wordt hoe verschillende metaforen op elkaar inwerken. De zin ervan wordt in een interpretatie toegelicht.
In het vierde hoofdstuk worden konklusies getrokken mbt de probleemstelling en de doelstellingen.