Denis Dujardin
Het landschap is een slagveld van belangen. Elkeen projecteert er zijn eigen intenties of verlangens op. Toerist. Economist. Ecologist. Egotist. De landschapsarchitect is een beeldend bemiddelaar. Hij brengt die bemiddeling in scene, wat van hem een theatermaker maakt. Hij is producent van illusies. Hij representeert de spiegel van een wirwar aan verlangens. Hij modelleert ze en stelt gerust. Belooft de invulling van verlangens. Maar een verlangen zou geen verlangen zijn als het zichzelf dus best maar niet invult. De landschapsarchitect bestendigt het verlangen. Tovert een illusoire balans, die al dan niet, in mindere of meerdere mate, het fundamenteel grondeloze maskeert of juist reveleert. Het duistere van de grond. Van de ondergrond. Van het verlokkelijk systeem dat NATUUR heet. Met zijn verhalen over verloren onschuld. Die op zijn beurt een zelbedriegend terugverlangen is. Naar wat er nooit was. Een verlangen naar een niets.
In mijn werk worden programma’s als een speels ondraaglijke lichtheid beschouwd. Als bewrochting van stijlmodules. De realiteit als stijlgegeven. Met oneindig inwisselbare micronuances. In hun uitvoering verankerd in een ambachtelijkheid. Die stijlmodules zitten opgespannen tussen een intentionele en dissimulatieve module. Waarbij de dissimulatieve module eigenlijk de meest perverse is, en daardoor ook theatraal de meest geladen en diepgaande module. Men doet alsof de verloren onschuld zelve, voorspoedig de mens bucolische beelden aanlevert. De mens, geholpen in zijn immer helpend zelfbedrog, liegt zichzelf het landschap om te overleven.
Die dissimulatie is eigenlijk een constante in mijn werk. Ze vergt een scherpe ambachtelijke vaardigheid en ze is dermate specifiek in die zin, dat ze -wat de Grieken heetten– de acheiropoiesis in zich draagt. De acheiropoiesis is de omschrijving van beelden die er uitzien alsof ze zonder mensenhand zijn gemaakt. Door een externe entitetit. Een Goddelijke Entiteit? De Natuur? De Natuur als God? Wellicht is de landschapsarchitectuur de enige discipline die in staat is om beelden te scheppen, die het spoor van de menselijke intentie volledig uitwissen. Waardoor het vermoeden van de aanwezigheid – de ingreep van een Onbekende Andere (Macht) – bespokend werkt. Waarbij nu eens een esthetiserende paradijselijke scene als projectie wordt aangevoerd. Harmonisch; proportioneel; overzichtelijk; geruststellend. En dan weer een would-be-wildheid. Met groezelige chaotiek. Waarbij de natuur soms wordt verlokt om spontaan het ‘rechtje-van-de-sterkste’ te spelen.
Een hedendaags Morituri-te-salutant. Het eeuwige verlangen naar ‘de’ authenticiteit. Het scheppende van het niet menselijke met zijn intrigerend stilzwijgen. Maar in de dissimulatieve landschapsarchitectuur is het één luisterrijk theatraal bedrog. Dat in zijn geloofwaardigheid ultra-breed wordt gedragen. En door de landschapsarchitect snood beeldmatig wordt geënsceneerd. De geruststelling als conditio sine qua non. Als bescherming tegen de transgressie. Die beweging die de mens verlokt om rond te waren in het grondeloze.