Alvar Aalto (1898-1976)
Aalto studeerde tussen 1916 en 1921 architectuur bij Armas Lindgren aan het Polytechnicum in Helsinki. Daarna reisde hij door Europa en deed in verschillende architektenbureau’s kennis en ervaring op, voordat hij in 1923 zijn eigen kantoor in Jyväskylä opende, waarin vanaf 1925 ook zijn echtgenote Aino meewerkte.
Aalto’s vroege werk dat daar ontstond, zijn het Huis van de Arbeiders (1923-1925) en het gebouw van de patriottische verenigingen dat in 1929 werd opgeleverd. In 1927 verplaatste hij zijn bureau naar Turku en bouwde het redaktiekantoor van de krant ‘Turun Sanomat’ (1927-1929), het tuberculose-sanatorium Paimio (1928-1933) en de stedelijke bibliotheek in Viipuri (1930-1935). Het glazen trappenhuis daarvan werd veelvuldig gekopieerd.
In 1928 werd Aalto lid van de CIAM. In 1933 verhuisde hij met zijn bureau naar Helsinki en richtte in 1935 met zijn vrouw Aino, het echtpaar Maire, Harry Gullichson en Nils Gustav Hahl de meubelfirma Artek op. Daarna won hij de prijsvraag voor het Finse paviljoen op de wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs; het betrof een gebouw dat in zijn geheel van hout was.
Naar aanleiding van een tentoonstelling van zijn werk reisde hij in 1938 voor het eerst naar de VS. Daar werkte hij aan het ontwerp voor het Finse paviljoen voor de Wereldtentoonstelling van 1939 in New York met zijn uitgekiende schuine presentatiewand. Tegelijkertijd beëindigde hij de eerste bouwfase van de cellulosefabriek in Sunila. In 1940 had Aalto een leerstoel voor architektuur aan het Institute of Technology in Cambridge, Massachusetts. Het enige voor een Amerikaanse opdrachtgever ontworpen gebouw was het in 1947/1948 gebouwde studentenhuis voor het Institute of Technology in Cambridge.
In het overzicht van zijn omvangrijke oeuvre worden 200 projekten genoemd, waarvan ongeveer de helft uitgevoerd werd, voor het grootste deel openbare gebouwen zoals het gemeentehuis in Säynätsalo (1949-1952), het ‘Huis der Cultuur’ in Helsinki (1955-1958), de Technische Hogeschool in Otaniemi (1955-1964) en het gemeentecentrum en de kerk in Seinäjoki (1958-1965). In Duitsland bouwde hij een woonhuis voor de Interbau in Berlijn (1957) en het wooncomplex ‘Neue Vahr’ in Bremen (1959-1962). Pas lang na zijn dood werd het operagebouw in Essen voltooid.
Bron: ‘Architectuur van de 20e eeuw’ – Peter Gôssel, Gabrielle Leuthäuser
Gilbert Decouvreur (°1949)
- artistieke humaniora en architektuuropleiding aan het Hoger Sint-Lucasinstituut tussen 1965 en 1973
- stage bij architekt Jos Van Driessche in 1974 en 1975
- zelfstandig architekt tussen 1975 en 1985
- leraar architekturale vakken van het Hoger Sint-Lucasinstituut te Gent vanaf 1977 tot op heden.