Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

Lezing

Bruno Taut (1880-1938)

Door Gilbert Decouvreur
Vrijdag
08.12 2000
20:30

Bruno Taut belichaamt als het ware de zwerftochten van de artistieke avant-garde tussen de ethische maatschappelijke herinrichting, de realisering van het Gesamts-kunstwerk.

“De tekentafel hier in mijn kantoor blijft leeg, dag in dag uit hetzelfde niets … Ik zweef in de lucht als een imaginair architect” schreef Bruno Taut in 1919.

Wellicht heeft geen architect gedurende de eerste decennia van de 20ste eeuw een oeuvre afgeleverd dat zo doortrokken is van de ‘Geist der Utopie’ als Bruno Taut. Hij belichaamt als het ware de zwerftochten van de artistieke avant-garde tussen de ethische maatschappelijke herinrichting, de realisering van het Gesamts-kunstwerk en de op concrete analyse van woningbouwproblematiek gebaseerde interventies.

Zijn eerste ontwerpen in Berlijn tonen nog een verwantschap met het ‘abstracte classicisme’ van Gilly en Schinkel. (industrie-, stationsgebouwen, woonhuizen in Berlijn, arbeiderswoningen in Magdeburg, de tuinstad Falkenberg bij Berlijn). In die periode kristalliseren zich de idealen van Taut in een gebruik van kleur, glas en staat ten dienste van sociale utopieën.

Eerste hoogtepunten worden zijn Monument des Eisens uit 1913 en in 1914 zijn Glashaus, een glaspaviljoen voor de Werkbundtentoonstelling in Keulen. Tijdgenoot Scheerbarts schreef hierover euforisch: “Das Glas bringt uns die neue Zeit. Baksteinkultur tut uns nur Leit“ en : “De Europeaan moet allereerst uit zijn behaaglijkheid worden wakker geschud. De glasarchitectuur zal ons de nieuwe cultuur brengen”. Het paviljoen was een Stadskrone in een pyramidale vorm als paradigma van culturele bouwwerken.

Tijdens de eerste wereldoorlog tekent en schrijft Taut zijn visioenen met een sociale zendingsdrang. Die ‘Stadskrone’ is een pleidooi voor een nieuw gemeenschapsideaal, mystifiërend en teruggrijpend naar de eenheidsstichtende werking van de kathedralen. Hij richt de ‘Arbeitsrat für Kunst’ op waarin sociale idealen aan artistieke wil worden gekoppeld. Hij treedt toe tot de ‘Novembergruppe’ en organiseerde in 1919 de ‘Glasen Ketting’, een soort kring van mensen die elkaar via kettingbrieven bestoken. Taut’s pseudoniem in de ketting was ‘Glas’. Walter Gropius heette ‘Mas’. Gemeenschappelijk streven was de overwinning op de ‘Verstarde’ academische architectuur door fundamenteel nieuwe vormen. In zijn tijdschrift ‘Frühlicht’ publiceerde Mies Van Der Rohe zijn eerste ontwerp van een glazen wolkenkrabber.

Tijdgenoot Theo Van Doesburg zag Bruno Taut’s visioenen niet zitten en reageerde scherp in zijn architectuuropstellen. “Al deze droomprojecten zijn demonstraties ener ziekelijke nerveuse agitatie. De moderne architectuur heeft met magie en mythe afgedaan, zij grondt zich op constructieve realiteit”. Die constructieve realiteit kwam er, ook in het werk van Taut.

Na de oorlog krijgt hij die kans in Magdeburg, waar zijn kleur toepassingen radicaal doorgevoerd worden.
Zijn meest productieve periode kent hij bij zijn terugkeer naar Berlijn in 1924. Meer dan tienduizend arbeiderswoningen, waaronder de hoefijzervormige Groβsiedlung, Brits en de Siedlung Onkel Tom Hutte.

Zijn sociale en artistieke idealen worden er verbonden met een architectonisch idioom dat vandaag nog respect en bewondering afdwingt. ‘Bouwen is noodzakelijk’. De utopie kreeg vorm. En ook het besef dat de ‘Geist der Utopie’ niet realiseerbaar is zonder zichzelf teniet te doen. In 1929 liet hij zich in zijn ‘vijf punten van de nieuwe bouwkunst’ niet over esthetiek uit. Voor Taut ontstond schoonheid uit de harmonie tussen ontwerp en doel. Materiaal en constructie hebben slechts een criterium : efficiëntie.

In 1932 verhuisde Taut naar Moskou, in 1933 naar Japan, (waar hij zich met grote bewondering uitliet over de villa Katsura in Kyoto) en in 1936 naar Turkije. In het scharnier tussen utopie en realisatie in de begindecennia van de 20ste eeuw, was Bruno Taut ongetwijfeld één van de belangrijke sleutelfiguren.

Marc Felix

Bronnen :
- ‘Architectuur in de 20ste eeuw’, P. Gössel;
- ‘Moderne Architectuur’, F. Frampton;
- ‘Architectuur en Verbeelding’, J. Brand + Janschijn
- ‘De Stijl en de Europese architecten’, Van Doesburg

Zoals uit de geschiedenis van de Tuinstad-beweging blijkt, is niet alleen de verbetering van de materiële levensomstandigheden de inzet geweest van haar activiteiten. Bruno Taut heeft zich steeds verzet tegen een zuivere doelmatige architectuur. Rationalisering op zich is in zijn ogen zonder waarde. Het is voor Bruno Taut de taak van de bouwkunst om voor de mens een omgeving te organiseren, waarbij er een betrekking is van de architectuur op de natuur en als dusdanig is de geest van de omgeving belangrijk.

In bijna elk ontwerp maakt Taut een kern, deze kern profileert zich als kerktoren, kathedraal of gemeenschapshuis, maar ook als plein, hof, vijver of balkon. De kern is de drager van de eenheid van de gemeenschap en haar harmonische verhouding tot de omgevende natuur. De functie van de kern is soms ook het centrum van het contemplatieve, en verwijst in zijn vormgeving meestal naar het organische.

Gilbert Decouvreur

Gilbert Decouvreur is voor Archipel-leden geen onbekende. In eerdere voordrachten over Melnikov, Wright, Aalto, Wagner en Asplund, slaagde hij er telkens in op zijn begeesterende manier architectuurgeschiedenis tot leven te brengen en figuren in hun tijd te situeren.