Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

Lezing

Loos und Das Neue Frankfurt - De vele gedaanten van het moderne

Door Hilde Heynen
Vrijdag
12.01 1990
20:00

Adolf Loos zijn architectuur is op een zeer pregnante wijze ‘modern’, omdat ze enerzijds de dwingende kracht en de onontkoombaarheid van de modernisering erkent, en anderzijds toch vasthoudt aan de poging bewoonbaarheid en een zekere harmonie te creëren. De architectuur van Ernst May en Das Neue Frankfurt is op een geheel andere wijze ‘modern’.

De vele gedaanten van het moderne: Loos en Das Neue Frankfurt
abstract voor een lezing op 12 januari 1990

De moderniteit heeft in het kulturele en artistieke leven zeer veel verschillende stromingen en ideeën teweeggebracht. Ook in de architektuur werd de ervaring van moderniteit gethematiseerd en verwerkt. Daarbij zijn echter zeer verschillende opvattingen aan de orde. Niet alle architekten die zich als ‘modern’ beschouwen, behoren zonder meer tot de traditie van de Moderne Beweging.

Adolf Loos bijvoorbeeld, die als geen ander op indringende wijze de ambivalente ervaring van moderniteit gestalte heeft gegeven in zijn werk, wordt door ‘orthodoxe’ historici als Siegfried Giedon niet tot de hoofdstroom van de Moderne Beweging gerekend. Toch is zijn architektuur op een zeer pregnante wijze ‘modern’, omdat ze enerzijds de dwingende kracht en de onontkoombaarheid van de modernisering erkent, en anderzijds toch vasthoudt aan de poging bewoonbaarheid en een zekere harmonie te kreëren.

De architektuur van Ernst May en Das Neue Frankfurt is op een geheel andere wijze ‘modern’. Haar moderniteit ligt besloten in de besliste, programmatische aanpak van de sociale woningbouw, die ingezet wordt als instrument om vorm te geven aan een bestaande stad – Frankfurt. Een modernistisch architektuurtaal en een modernistische ideologie vervolledigen het scala van middelen waarmee May de strijd aanbindt tegen starre behoudsgezindheid.

De vele gedaanten van het moderne: Loos en Das Neue Frankfurt
tekst van de inleiding

Wanneer we het willen hebben over het moderne, dienen we eerst en vooral een klaar onderscheid te maken tussen modernisering, moderniteit en modernisme. Modernisering staat voor het maatschappelijk ontwikkelingsproces dat gekenmerkt wordt door technologische vooruitgangen en industrialisatie, verstedelijking en demografische explosies, bureaucratisering en versterking van de nationale staat, enorme groei van de communicatie mogelijkheden, democratisering en expanderende (kapitalistische) wereldmarkt, enz… Dit proces, dat in de Westerse wereld zowat sinds de achttiende eeuw aan de gang is, ontwikkelt zich met zo’n geweldige dynamiek dat het universele proporties heeft aangenomen. Er is haast geen plek op de wereld meer aan te wijzen die niet op een of andere wijze met de gevolgen van het moderniseringsproces geconfronteerd wordt.

De term moderniteit verwijst naar de wijze waarop deze ervaren wordt in de beleving van het individu. Als de ‘modernisering’ een sociaaleconomisch ontwikkelingsproces is op maatschappelijk niveau, dan is ‘moderniteit’ de adequate omschrijving voor de wijze waarop dit ontwikkelingsproces de dagelijkse leefwereld beïnvloedt. In die zin staat moderniteit tegenover traditie: moderniteit is de naam van het levensgevoel dat gepaard gaat met een continue ontwikkeling en verandering, een gerichtheid op een toekomst die anders zal zijn dan het verleden en anders dan het heden; traditie staat voor de krachten die zich verzetten tegen deze permanente verandering, voor de continuïteit van het bestaande, dat overgeleverd werd vanuit het verleden.

De moderniteitservaring roept reacties op onder de vorm van culturele vertogen en artistieke bewegingen. Deze worden aangeduid met de benaming modernisme. In zijn meest brede betekenis, dient deze term dus begrepen te worden als de verzamelnaam van alle ideeën, van alle intellectuele en artistieke bewegingen die reageren op de modernisering. Modernistische vertogen trachten individuen te betrekken bij het proces van modernisering. Zij stellen zich tot doel dat mensen de modernisering niet passief zouden ondergaan, maar er integendeel actief zouden aan meewerken: individuen zouden iet enkel object van socio-economische ontwikkeling mogen zijn, ze zouden in staat moeten zijn als subject verdere impulsen aan dit ontwikkelingsproces te geven.

Programmatisch en transitorisch moderniteitsconcept:
Men kan stellen dat er verschillende moderniteitsconcepten, verschillende interpretaties van de moderniteit in omloop zijn. Een eerste onderscheid moet gemaakt worden tussen een programmatisch en een transitorisch concept. Het programmatische moderniteitsconcept zie de moderniteit als een project: de nadruk ligt op het streven naar bevrijding en emancipatie, en men hanteert een lineair, doelgericht geschiedenismodel. Het transitorisch concept daarentegen heeft in de eerste plaats oog voor het vergankelijke en vervloeiende aspect van de moderne werkelijkheid, en koppelt de voortdurende wisseling en verandering los van een doelgericht voorruitgansstreven. Beide concepten hebben hun wortels in de concrete ervaring van een wereld in transformatie, een zich moderniserende wereld, die voortdurend in ontwikkeling is, een wereld die er vandaag anders uitziet dan gisteren, en die er morgen anders zal uitzien dan vandaag. Waar in het ene geval deze voortdurende verandering begrepen wordt als een gevolg van het streven de toekomst te beheersen en een geëmancipeerde samenleving tot stand te brengen, wordt men in het andere geval vooral gefascineerd door ‘vervloeiings’ effecten die hiermee gepaard gaan.

Het intrigerende karakter van de moderniteit ligt vooral in het samengaan van deze twee modaliteiten: de moderniteit verbindt op een paradoxale manier toekomstgerichtheid en melancholie, voorruitgansstreven en gevoel voor het efemere, het voorbijgaande. De moderniteit wordt dan ook op een fundamenteel ambivalente manier ervaren: “Modern zijn betekent dat we ons bevinden in een omgeving die avontuur belooft, macht, vreugde, groei, transformatie van onszelf en van de wereld, – en die, tezelfdertijd alles driegt te vernietigen wat we hebben, alles wat we weten, alles wat we zijn.“1

In de moderne architectuur is een programmatisch moderniteitsconcept dominant geweest. Bij Giedion, Le Corbusier, Gropius, Das Neue Frankfurt, enz… treffen we opvattingen aan die die idee van moderniteit voornamelijk verbinden met vooruitgang, emancipatie, vormgeven aan de toekomst. Slechts hier en daar zijn sporen terug te vinden van een transitorisch concept. In het manifest over futuristische architectuur bijvoorbeeld (Marinetti en Sant’Elia, 1914) wordt een pleidooi gehouden voor een architectuur die haar statisch en monumentaal karakter verloren heeft, een vluchtige architectuur met een korte levensduur, een dynamische architectuur die tegemoetkomt aan de snelheid en de voortdurend veranderende eisen van het moderne leven.

Pastorale en anti-pastorale visies:
Een pastorale visie op de moderniteit gaat uit van de idee dat een uiteindelijke synthese een verzoening tussen uiteenlopende tendensen en ontwikkelingen mogelijk is. In de pastorale overheerst het idyllische beeld van een harmonieuze toestand waarin alle contradicties overwonnen zijn: de kloof tussen kunst en wetenschap, tussen moraal en recht, tussen economische wetmatigheden en de eisen van rechtvaardigheid, … kan en zal gedicht worden. Daartegenover staat de anti-pastorale opvatting die de stelling verdedigt dat de breuken onherstelbaar en de contradicties onoverkomelijk zijn: de modernisering leidt niet naar een ideale maatschappij, maar roept tegenstellingen in het leven die onverzoenbaar zijn. Volgens deze opvatting zijn tegenspraken als die tussen economie en rechtvaardigheid, tussen solidariteit en welvaart, tussen openbaar en privé, tussen kunst en maatschappij, enz… noodzakelijk en inherent aan een moderne maatschappij.

In de moderne architectuur is wederom vooral de eerste visie toonaangevend geweest: vooral Giedion ging uit van de overtuiging dat er een onderliggende eenheid en synthese was die alle schijnbaar chaotische ontwikkelingen in de moderne wereld aan elkaar bond, en die uiteindelijk ook aan de oppervlakte zichtbaar zou worden. Bij Le Corbusier en anderen vinden we gelijkaardige ideeën terug. Als vertegenwoordiger van de anti-pastorale opvatting kunnen we vooral naar Adolf Loos verwijzen: voor Loos is het duidelijk dat er onophefbare tegenspraken bestaan tussen kunst en architectuur, tussen industrie en ambacht, tussen binnen en buiten, tussen privé en openbaar.

Hilde Heynen

Na haar studies architectuur en filosofie begon Hilde Heynen aan een doctoraal onderzoek onder leiding van A. Loeckx en G. Bekaert. Dit leidde tot een dissertatie getiteld Moderniteit en Architectuur. Hierin wordt een kritische visie ontwikkeld op de verhouding tussen architectuur en maatschappij. Een aantal begrippen uit Adorno’s Aesthetische Theorie worden in architectuurtheoretische zin herdacht en aangewend om tot de formulering te komen van een architectuuropvatting die oog heeft voor de autonomie van de discipline, maar ook rekenschap aflegt van haar maatschappelijke betrokkenheid. Deze theoretische constructie werd opgebouwd in wisselwerking met twee case studies uit de geschiedenis van de moderne architectuur: Adolf Loos en Dan Neue Frankfurt.

Een belangrijke etappe in het traject dat tot deze dissertatie leidde, werd door haar actieve bijdrage aan de organisatie en de inhoudelijke voorbereiding van het colloquium ‘Modernisme en de Stad (1986). in de platformtekst die zij voor deze gelegenheid redigeerde werd een eerste theoretische begripsbepaling gegeven van ‘het moderne’ in de architectuur: modern, zo heet het hier, zijn die architecten die in hun werk de maatschappelijke modernisering kritisch reflecteren. In deze tekst werd tevens nagegaan welke de houding was van diverse moderne architecten (Loos, Le Corbusier, Ernst May, de Russische Constructivisten …) ten aanzien van de bestaande stad: aanvaarding en verwerping, verheerlijking van het nieuwe en verguizing van de chaos vormen de polen waartussen zij een evenwicht zoeken. In deze uiteenlopende benaderingen verschijnen reeds de verschillende gezichten van de moderniteit die Heynen in haar doctoraat verder ontleedt.

Beknopt curriculum vitae
⁃ geboren in 1959
⁃ burgerlijk ingenieur architect, K.U.Leuven, 1981
⁃ speciale licentie filosofie, K.U.Leuven, 1982
⁃ doctoraat Toegepaste Wetenschappen, K.U.Leuven, 1988
⁃ sinds 1982: assistent architectuurtheorie K.U.Leuven, Departement Architectuur, Stedebouw en Ruimtelijke Ordening

Belangrijkste publikaties
⁃ “Inleiding. ‘Het moderne’, architectuur en de stad”, (verscheidene co-auters) in Programmaboek Colloquium ‘Modernisme en de Stad’, Afdeling Architectuur, K.U.Leuven, Leuven, 1986, pp. 1-35
⁃ Teksten Colloquium ‘Modernisme en de Stad’ (red.), Afdeling Architectuur, K.U.Leuven, Leuven, 1987 (co-redacteur A. Loeckx).
⁃ “Een filosofie van de stad zonder stedelijke sensibiliteit. Repliek op een artikel van Heinz Paetzold in Krisis 32” in Krisis 34, maart 1989, pp. 73-78.
⁃ “Moderniteit en architectuur in het werk van Walter Benjamin” in Krisis 35, juni 1989, pp. 15-22.
⁃ “Architectuur tussen moderniteit en wonen. Notities naar aanleiding van Adorno’s Aesthetische Theorie” in Archis, nr 12, 1989