Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

Lezing

Pieter De Bruyne

Vorm en techniek van het Egyptische Meubel
Dinsdag
23.10 1984

De creaties van De Bruyne zijn gebaseerd op de resultaten van zijn opmetingen die hij heeft verricht bij oud-Egyptische meubels. Het is duidelijk dat deze meubels niet onmiddellijk voor massa-consumptie zijn bedoeld.

Met de symboliek van het oude Egypte

Het beredeneerd gebruik van symboliek, verhoudingen en vormelementen uit oude kulturen is bij meubelontwerper Pieter De Bruyne nooit taboe geweest. Naar aanleiding van een tentoonstelling in Aalst hadden we een gesprek met hem, over zijn laatste studies en resultaten.

Tijdens de zomer van 1982 liep in het Gents museum voor sierkunst een tentoonstelling over de “vorm en geometrie in de oude Egyptische meubelkunst”. Wie dacht er de meubelen te zien van Ramses II of Toet-Ankh-Amon was mis. Meubelontwerper Pieter De Bruyne (53) uit Aalst stelde er toen zijn meest recente typologische studies, opmetingen en resultaten voor in relatie tot de meubelkunst van de XVIIIe dynastie van het oude Egypte. De tentoonstelling is toen vrijwel onopgemerkt gebleven. Nu, twee jaar later, zijn de resultaten van deze studies veel tastbaarder geworden. Er is zelfs sprake van de ontdekking van een regelende maat of “canon” die door de Egyptenaren zou zijn gebruikt in hun bouwwerken en kunstwerken.
Benares, 1978
Pieter De Bruyne is er al ontelbare jaren mee bezig en interpreteert de resultaten in zijn eigen meubelontwerpen en binnenhuisinrichtingen. Van De Bruyne zou je wel kunnen zeggen dat het een opmetingsmaniak is. Geen enkele expositie gaat voorbij zonder dat hij er met meetlat en passer een opmeting maakt (op millimeterpapier!) van een of ander meubel. Opmetingen leren niet alleen veel over de konstruktie van een meubel, maar ook details zoals verhoudingen, verbindingen en de ontwerper zelf leert men kennen en waarderen. De opmetingsmanie van De Bruyne is vijfentwintig jaar oud. De laatste tien jaar heeft hij zich vooral toegelegd op de maten en indelingen van het oud-Egyptische meubel.

Omdat informatie over dit onderwerp schaars is, ging hij zelf verschillende keren ter plekke in de museums opmetingen maken. Slechts sporadisch vindt men in de veldverslagen van archeologen enige informatie over meubelvondsten. Wie vertrouwd is met het werk van Pieter De Bruyne weet dat zijn opmetingsteorieën in zijn meubelkunst verwerkt zitten. Zijn liefde voor een zichtbare en afleesbare konstruktieve bouw van meubelen en meubelstrukturen heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken.

“Sedert jaren probeer ik in de kompositorische opbouw van mijn werken een grote logika door te voeren, een verantwoorde konstruktieve opbouw samen met enkele basisprincipes die ik ook bij de Egyptenaren onderken. Ik citeer bijvoorbeeld het gebruik van massieve skeletten of dragende strukturen, die nadien ingevuld worden met planken, deuren of laden. Het trekken van een spant over de buitenfronten van een meubel en het volgen van een ritme, die modulatie en de repetitie van elementen werden allemaal al door de Egyptenaren gehanteerd. Mijn opzoekingswerk vertelt mij dat de Egyptenaren de grondleggers zijn van zowel de grammatika als de typologie van het meubel,” aldus De Bruyne.

Passie
Iemand als De Bruyne die werkt en leeft voor en van het meubelontwerpen, stelt zich onvermijdelijk vragen over de essentie en het begin van de meubelstory. Hierover zegt De Bruyne : “Alle waarden en inhoud die wij ooit in een meubel hebben willen verwerken, liggen al vervat in de oud-Eygptische meubelkunst. Egyptenaren maakten ook geen onderscheid tussen gebruiksmatige en dekoratieve meubelen. Voor alle meubels werden dezelfde regels toegepast. De inhoudelijke waarden, vooral dan de psychologische en symbolische inhoud van het meubel waren erg belangrijk Er was bijvoorbeeld een verschil tussen een stoel voor een man of voor een vrouw.”

Egyptisch kastje, 1974 Van de Egyptenaren weten we ook dat het vaktechnisch zeer bedreven meubelkunstenaars waren. Zij kenden de fineertechnieken om uit palissanderhout dunne velletjes, van 1 mm dikte, te zagen. Om het glijden van laden feilloos te doen verlopen, werden de glijregels met ivoor belegd. Over de verhoudingen heeft Pieter De Bruyne een apart verhaal. “Terwijl ik in mijn werk de verhoudingen eerder intuïtief ga toepassen, gingen de Egyptenaren zeer berekend te werk. Aan de basis van al hun ontwerpen ligt een matematische regel. In onze kultuur kennen we enkele verhoudingsregels zoals de gulden snede, die we naar de Egyptenaren hebben willen transporteren. Mis was dat van ons. Alles is bij de Egyptenaren gebonden aan een en dezelfde regel of canon, gebaseerd op geometrische principes en op de el-maat”.

De farao’s hadden erg veel zin voor perfektie en een passie voor juiste waarden. Echt wetenschappelijke metodes bezaten de Egyptenaren niet, en wellicht was dat een van de redenen waarom ze zo erg door de Grieken bewonderd werden. Vanaf 3.000 jaar voor onze tijdrekening kenden de Egyptenaren de decimale nummering. Ze konden alleen maar optellen, kenden het getal nul niet en hadden een vreemde manier voor het uitwerken van de tafel van twee. Ze kenden geen breuken noch het juiste getal pi, maar in de bekende tekening “het oog van Horus” waren een aantal verhoudingen zoals 1/2, 1/4 afgebeeld.

Ruimtelijk
De geometrische modulatie en de verhoudingen die De Bruyne uit zijn opmetingen leerde kennen, zijn niet alleen terug te vinden in de vraagstukken geciteerd in de bekende Rhind Papyrus van Eisenlohr uit 1877, maar ook Plato schrijft in zijn zevende brief over de Egyptische canon : “Voor diegenen die dit onderricht eenmaal begrepen hebben, is er geen gevaar dat zij het ooit zullen vergeten, bovendien gaat het hier slechts om enkele zeer kleine formules, waarvan slechts een beperkt aantal mensen van het bestaan afweten”. Volgens Plato bestond er zelfs een soort verplichting om de wetten te gebruiken in bouw- en kunstwerken.

De Bruyne is bezield door zijn vondst. Volgens hem waren de Egyptenaren uiterst berekende mensen. Er is geen enkele reden waarom de Egyptische kunst minderwaardig of onvolmaakter zou zijn dan bijvoorbeeld de Griekse. De Egyptenaren hebben gewoon andere vormen gevonden om de ruimte te beheersen, om zich in te schakelen in de kosmos. Vooral symmetrie is een erg belangrijk element binnen de formules en verhoudingen van de canon. Het spreekt ook voor zich dat de canon nauw verbonden was met de religie en het letterschrift. De Bruyne wijst er echter op dat deze aspekten hem nog niet helemaal duidelijk zijn, maar priesters en bouwmeesters hebben een belangrijke rol gespeeld in het naleven van de matematische wetten.

Op de vraag of De Bruyne ook de maten van de piramiden heeft nagetrokken, wordt ontkennen geantwoord. Wat nu ? Pieter De Bruyne is ervan overtuigd dat hij het enigma rond de Egyptische canon heeft opgelost. Het kenbaar maken van dergelijke feiten schept uiteraard een aantal problemen. De Egyptologen kijken met weinig waardering naar de vondsten van een a-specialist en in het vakblad voor estetika gaat een dergelijke verklaring onopgemerkt voorbij.

De Bruyne meent dat hij zijn vondst vooral te danken heeft aan het feit dat hij metoden gebruikt vreemd aan de Egyptologie. Zowel materiaal-technische als vanuit de discipline van het vervaardigen, heeft hij de meubelen ontleed. Er is ook ontzettend veel bewaard in museums, zodat er heel wat materiaal voorhanden is om een korrekte bewijsvoering te houden. De Bruyne is nu nog op zoek naar mogelijke praktische toepassingen van de canon. Vooral aan de manier waarop men de formules snel en korrekt kon toepassen, moet nog gesleuteld worden. Gedurende het laatste jaar maakte De Bruyne meer dan 250 meter tekeningen, met betrekking tot zijn opmetingen van Egyptische meubelen en kunstwerken. Hij stelde daarbij vast dat de Egyptenaren over een enorm ruimtelijk inzicht beschikten, hun meubelen ook los van wanden koncipieerden, geen overbodige versieringen maakten en af en toe het principe van de schijndeuren toepasten in hun realizaties.

Kleur en symboliek
In een aantal van zijn eigen kreaties heeft De Bruyne zijn nieuwe teorie toegepast. Enkele van de nieuwe meubelen staan ver van de traditionele funktionaliteit in De Bruynes meubelkoncepten. De Bruyne wil meer dan ooit mooie vormen tonen, dimensies leren zien en aanvoelen, suggestieve waarden oproepen en heel veel, al of niet verborgen, symboliek laten zien. Ruimtelijke Constructie nr. 3 “Piazza”
Met het lakwerk in harde en ook tere kleuren wil hij afstand nemen van de sentimentele waarden die hout oproept. Het hout mag binnen in de kasten schitteren en het geheim van de kast dragen achter gesloten deuren. Aan de buitenkant zijn kleur en symboliek belangrijk.
Het opnieuw formuleren van oude problemen en oude waarden in de kontekst van het heden en het vertalen in kreatief meubelwerk, is een stelregel bij Pieter De Bruyne. Mooie, symbolische en beslist konstruktief duurzame meubelen maken, is een erepunt.

Ook in zijn laatste meubelwerk blijft De Bruyne gefascineerd door de bergfunctie. Zijn tentoonstelling van 11 tot 28 januari in het “Oud Hospitaal” op de Oude vismarkt 13 in Aalst laat, buiten kasten, opnieuw weinig tafels, stoelen of ander meubilair zien. Samen met het werk van Pieter De Bruyne, wordt ook het werk van kunstschilder Walter Schelhout voorgesteld. De tentoonstelling die is ingeleid door Roger D’Hondt en minister Marc Galle, loopt tot 28 januari.

Moniek E. Debuquoye