Actuele architectuur in Zwitserland
Naar aanleiding van de archipel-reis in mei, vroegen we Christian Kieckens de actuele architectuuralbum in Zwitserland te benaderen vanuit drie invalshoeken.
• Inleiding tot het Zwitserse denken, de neutraliteit, collectiviteit, controle, ordening, cultuur.
• De thematiek van ‘geen architectuur maar “bouwen”.
• Hedendaagse interventies in dit bouwen doorheen een ander omgaan met materialen, constructies, hedendaagse kunst.
In de lezing worden diverse oeuvres besproken, waaronder deze van Herzog & De Meuron, Peter Zumthor, Diener & Diener, Sylvia Gmür, Valerio Olgiati, Jungling & Hagmann, Jürg Conzett, Peter Märkli, Marques & Zurkirchen, Bearth & Deplazes, Rodulf Fontana, Michael Alder…
Bouwen aan de voordurende werkelijkheid.
Het internationaal karakter van architectuur is een wezenlijk basisgegeven dat inherent vervat is in het denken over en het concipiëren van elke architecturale ruimte. Daarnaast heeft het handelen – wat niet anders kan zijn dan regionaal – te maken met de vermaterialisering van deze eigenschap. Dit kon recentelijk reeds worden vastgesteld in het gebeuren rond Porto waarbij drie generaties architecten eveneens een dergelijke benadering geponeerd hebben. Terzelfdertijd werd het begrip houding – ingesteldheid – geassocieerd met de plek – instelling -.
Toen Aldo Rossi in 1972 via gastcolleges aan de Eidgenossische Technische Hochschule (ETH) te Zürich de architectuur van de stad, het collectief geheugen en de identiteiten van de architecturale figuur introduceerde tegenover de toenmalige aan de gang zijnde evolutie, werden traditie en geschiedenis als materie in de architectuur opnieuw belangrijk. Met de realiteit van de stad en de rationaliteit van het bouwen als gegeven en vanuit een houding tegenover architectuur, doceerden Luigi Snozzi en Dolf Schnebli in die periode aan een nieuwe generatie studenten waarbij én de stad als “plek” én het ontwerp als “hardheid” de grondslag waren voor een architectuur die zichzelf hervond.
In deze atmosfeer en met deze gegevenheid als studiematerie ontwikkelde zich in de jaren ’80 in Duitstalig Zwitserland een generatie architecten die in zich nu de potentie (uit)draagt van een zelfzekere bescheidenheid: zelfzeker vanuit het intentionele karakter, bescheiden vanuit de verschijningsvorm. Vorm – schoonheid – heeft voor hen te maken met de werkelijkheid van het bouwen, met de realiteit van de plek. Hun architecturale uitdrukking ent zich regionaal in het Zwitsers gemeenschappelijke – de vermengeling van traditie en zakelijkheid – terwijl het te maken heeft met een vorm van internationaliteit : intelligentie en analogie.
Geen schoonheid a priori, maar wel vanuit een bewust-zijn dat architectuur, zowel inhoudelijk als formeel, niet anders kan dan worden vanuit een materie dat zijn eigen wetten heeft, of m.a.w. geconcentreerde substantie. De recente reeks publicaties omtrent het bouwen in deze regio, geeft duidelijk de essentie van hun werk weer : Von der Stadt zum Detail (Diener & Diener), Architektur als Denkform (Jacques Herzog & Pierre de Meuron), Werkstoff (Annette Gigon & Mike Guyer), Partituren und Bilder (Peter Zumthor) Bau Körper (Marianne Burkhalter und Christian Sumi).
Sinds 1990 doceert ir. Hans Kollhoff aan dezelfde ETH te Zürich. Door zijn toedoen als lesgever en evenzeer vanuit zijn architectuurpraxis en zijn stedelijke voorstellen voor Berlijn, genereert een 2e lichting van jonge architecten voor wie de (ver)houding van architectuur tot stad des te meer aan belang wint en elk gebouw een werkelijkheid is dat zich inpast in de natuur van de stad. Of, om het met Peter Zumthor te zeggen: “De werkelijkheid van architectuur is het concrete. Er bestaat geen idee, behalve in de dingen zelf. Dat is de harde kern van schoonheid.”
Christian Kieckens