Als je deze strook ziet is het best mogelijk dat onze website niet optimaal functioneert of zelfs niet werkt bij bepaalde onderdelen. Je gebruikt best een recente versie van Chrome, Firefox, Safari of Edge.

Contact | Secretariaat
Martine Pollier
Zandstraat 324, 8200 Brugge
T +32 50 322 420
info@archipelvzw.be

Reis

Brugs modernisme: een randgeval?

Woningen in de rand #2
Zaterdag
26.06 2021
09:00
Brugge

In samenwerking met:

Met de steun van:

Archipel gaat op pad, te voet of met de fiets, om architectuurparels in de Vlaamse steden te ontdekken. Samen op pad!

Wegens groot succes organiseren wij deze fietstocht een tweede maal!

Matthias Decleer


Archipel gaat op pad, te voet of met de fiets, om architectuurparels in de Vlaamse steden te ontdekken. Samen op pad!

Rekening houdende met de COVID-19 situatie zetten we in 2021 in op een aantal buitenactiviteiten zoals fietstochten en/of stadswandelingen. Archipel maakt een aantal thematische architectuurkaarten om de stad per fiets of te voet te ontdekken. De route langsheen modernistische woningen in de rand van Brugge is tevens een oproep tot bescherming van modernistische gebouwen.

Het conservatieve en burgerlijke Brugge was tot voor 1970 niet veel groter dan de middeleeuwse omwalling. Hier waakte de Commissie Stedenschoon over ‘wat past’ en vooral over ‘wat niet past’. Het credo van de Pugiaanse neogotiek werd er letterlijk en figuurlijk toegepast als ware de catechismus. Stadsuitbreidingen waren schaars en werden, zoals de Kristus-Koningwijk, evenzeer bedacht met strenge voorschriften die geen ruimte lieten voor enige moderniteit. Heel uitzonderlijk kon een architect ontsnappen aan de waakzaamheid van de commissie, zoals de art-deco-woning Les Heures Claires in de Gouden Boomstraat of de uitbreiding van een school in de Giststraat.

De jonge naoorlogse generatie ontvluchtte de dwangmatigheid van de binnenstad en vond daarenboven goedkope bouwgronden in de randgemeenten. Vooral Sint-Andries en Sint-Kruis waren daarbij dankbare bestemmingen, goed verbonden met de binnenstad en gelegen op een oude duinenrug, met goede en droge zandgrond om op te bouwen. Hier kon een nieuwe generatie architecten – allen startten hun carrière in de periode van Expo ‘58 – hun idealen waar maken. Het enthousiasme was onbegrensd, de economische groei was dat evenzeer en niemand had de minste twijfel over een betere toekomst. De invloed van de Amerikaanse way of life en haar architectuur valt niet te ontkennen. Begin jaren ’70 komt er meer ernst, zijn de tijden veranderd? De woningen Ramon, Degeyter, Dessauvage en Weyts ogen strenger met een meer gesloten volumespel.

Vóór hen hadden enkele Brugse architecten de weg naar de randgemeenten geëffend: Huib Hoste evenals de minder bekende Maurice De Meester hadden het Nederlands modernisme gedurende WOI leren kennen en naar Brugge gebracht. Ook hier werden de randgemeenten en de rand van de binnenstad goed genoeg bevonden om deze ‘randgevallen’ op te nemen. Tezelfdertijd werd in de binnenstad volop, en dit tot diep in de jaren ’70 van vorige eeuw, voortgebouwd in neogotiek, in derivaten ervan of gewoon in pastiche-architectuur.

Het tij is gekeerd, of lijkt dat enkel zo? De modernistische woningen van een hele generatie bijzonder talentvolle architecten en bouwheren is bedreigd. Enerzijds is de grondwaarde in de randgemeente ongeveer vertienvoudigd ten opzichte van de waarde van deze experimentele woningen uit de zestiger jaren. Anderzijds is daar het spook van de EPB. Goede isolatie is ver te zoeken in deze woningen en daarbij is de verhouding glas/buitenschil overmatig om maar niet te spreken over de te grote buitenoppervlaktes en koudebruggen. Dergelijke woningen opknappen en daarbij voldoen aan de energievoorwaarden is een dure grap en zelfs in vele gevallen onmogelijk. Het resultaat is zichtbaar: het modernistische patrimonium wordt afgebroken. Het werk van Jozef Lantsoght dat hier niet aan bod kan komen, is afgebroken of verminkt (Structo-fabriek, kunstenaarswoning Rik Slabbinck). Verder is bijvoorbeeld de woning Lefevre, prijswinnend ontwerp van architect Peter Callebout, onlangs gesloopt en vervangen door wat men een pastoriewoning pleegt te noemen. Ook de kunstenaarswoning Michel Martens op de Zeeweg, werk van Arthur Degeyter, werd gesloopt ondanks haar beschermingsstatuut.

Omheen een aantal prominente voorbeelden, die zich niet toevallig in de rand van Brugge bevinden, hebben we twee fietsroutes uitgestippeld. Met de bedoeling om een zo eenduidig mogelijk verhaal te vertellen, beperkten we ons tot residentiële gebouwen, geen appartementen, scholen of andere bouwwerken. Wij deden ook een poging om, voor zover mogelijk, een onderzoek te doen naar de oorspronkelijke bouwheren. De tijd dringt om deze gebouwen de nodige aandacht te geven. Het kan niet langer dat een stad, zich beroemend om haar zorg voor erfgoed, deze bouwgeschiedenis onder het tapijt veegt. En ja, er zal veel goede wil gevraagd worden aan de nieuwe eigenaars om dit stukje erfgoed te koesteren, maar ook veel moed van de overheid om niet te wijken voor de meest gemakzuchtige oplossing: de sloop!

Géraldine Vandenabeele

Programma

De fietstocht verloopt langs 15 modernistische woningen.

Kunstenaarswoning R. Ramon van architect Arthur Degeyter | 1970

Renaat Ramon, dichter, essayist en beeldhouwer, gaf in 1970 opdracht aan architect Degeyter om een woning naast zijn atelier en bedrijf te ontwerpen. Het terrein is qua bezonning ongunstig gelegen, maar dat werd handig opgelost door het volume van de garage naar de straatzijde te projecteren, waardoor het twee verdiepingen hoge hoofdvolume volledig naar het zuidwesten gericht kon worden. De verrassing is des te groter, wanneer men vanuit de donkere geslotenheid van de straatzijde in de open leefruimte binnenwandelt, waar het echtpaar te midden hun boeken, kunstwerken én meubelen ontworpen door de kunstenaar, woont.

Woning Van Leynseele van architect Axel Ghyssaert | 1964

Het verrassende volumespel is nochtans eenvoudig in concept: twee vleugels, in een L-vormig plan met strenge scheiding tussen woon- en slaapgedeeltes, zijn gericht naar een open plek in het bos, de tuin. Beide volumes, schuilend onder een flauw hellend dak, lijken in een speelse dialoog boven de open wanden aan de tuinzijde te zweven. Richting openbaar domein is de woning vrij gesloten omdat beide daken als het ware uit de bosgrond omhoog rijzen. Het ontwerp is een zoektocht naar het evenwicht tussen de intimiteit en geslotenheid tegenover de buitenwereld en de openheid in het interieur, en tussen de twee vleugels. Het jonge gezin dat naar Brugge trok om er een nieuwe fabriek op te richten, benaderde Ghyssaert als architect voor hun woning.

Architectenwoning van architect Arthur Degeyter | 1967

In 1965 bouwt architect Degeyter (°Brugge 1919/†Brugge 2004) een tweede woning voor zichzelf. Het terrein is bereikbaar via een lange private weg, met helemaal op het einde het gebouw. De centrale inkom scheidt de begane grond: rechts ligt zijn atelier en links een carport en een open trap naar het woongedeelte op de verdieping met een riant uitzicht op de tuin. Precies die zoektocht naar contact met de tuin was de oorzaak om het allereerste ontwerp te herdenken. Aanvankelijk waren carport, atelier en leefruimte gepland op de begane grond en de slaapgedeeltes op de verdieping onder een 32-meter lang lessenaarsdak met een vrij grote uitkraging op de zuidwest-zijde. Arthur Degeyter was een ongelooflijk productief architect, talentvol tekenaar en schetser, maar vooral een minzaam figuur. Hij studeerde aan het Sint-Lucasinstituut te Gent, aan Ter Kameren te Brussel en volgde stage bij de Brugse architect Viérin. Hij won éénmaal een eerste vermelding én de Van de Venprijs in 1964.

Matthias Decleer Kunstenaarswoning R. Ramon | Arthur Degeyter | 1970


Matthias Decleer Woning Van Leynseele | Axel Ghyssaert | 1964


Matthias Decleer Architectenwoning | Arthur Degeyter | 1967

Kunstenaarswoning R. Bonduel van architect Paul Felix | 1959

Roger Bonduel (1930–2019), beeldhouwer-metaalkunstenaar, en Michel Martens (1921–2006), glaskunstenaar, vormde samen met Arthur Degeyter een kleine kunstenaarskolonie aan de Zeeweg in Sint-Andries. Vele architecten werkten met Bonduel samen. Uiteindelijk was het architect Paul Felix (°Oostende 1913/†Oostende 1981) die de woning en het atelier ontwierp. Het L-vormig plan omsluit de tuin: aan de korte straatzijde bevindt zich het ingetogen atelier en aan de lange tuinzijde de leefvertrekken. Boven de buitenmuren van het atelier zweeft het plafond en reflecteert het licht zenitaal in de omsloten ruimte. Het woongedeelte daarentegen is volledig ontsloten naar de tuin toe. De materialiteit is sober: binnen is buiten, buiten is binnen. Overal wordt enkel baksteen en zichtbeton gebruikt. Het interieur bevat nog alle elementen die werden ontworpen door Bonduel, maar ook door Felix en Martens – zeker de haard in zichtbeton toont duidelijk hoe groot Felix’ bewondering voor Le Corbusier wel was. Paul Felix studeerde in 1937 af aan de universiteit van Leuven, waar hij 15 jaar later docent architectuur werd en op de volgende generatie ingenieur-architecten grote invloed uitoefende.

Woning Bruninkhove van architect Jan Vandewalle | 1969

Deze woning, gebouwd voor het echtpaar Schutyser, staat helemaal achteraan op het diepe terrein. Hierdoor wordt een vrije plek in het bos open gehouden ten zuidwesten van de leefruimten. Tussen de bouwaanvraag en de realisatie is een grote weg afgelegd. Aanvankelijk strak gehouden met twee witgeschilderde balkvormige volumes – leef- en slaapgedeelte gescheiden door de inkom – werd de materialiteit minder strak uitgevoerd: ruwe bakstenen muren scheiden ritmisch de open vlakken van vensters en deuren. Architect Jan Vandewalle (°1936) studeerde af aan het Sint-Lucasinstituut te Gent en volgde stage in Spanje bij Pau Ferragut en in Brugge bij Jozef Lantsoght (°Brugge 1912/†Brugge 1988).

Woning G. Ghistelinck van architect Arthur Degeyter | 1963

Het zeer omvangrijk oeuvre van architect Arthur Degeyter bestond, vooral in de jaren ’50 en eerste helft van de jaren ’60, uit klassieke, historiserende woningen, veelal met dominerende dak- en schouwvolumes. Hij toonde hierbij een groot respect voor het werk van sir Edwin Lutyens. Midden jaren ’60 evolueren zijn ontwerpen naar een gematigd modernisme: eenvoudige volumes gebouwd met traditionele materialen. Groot voorbeeld hierbij was het werk van Jørn Utzon van dezelfde periode. De villa Ghistelinck is een typisch voorbeeld. Planmatig wordt de grote openheid die de inkom toont volledig afgesloten van het leefgedeelte dat zich achteraan bevindt, ver van het geraas van het verkeer. De eenvoud van het volume en materialiteit is tijdloos.

Matthias Decleer Kunstenaarswoning R. Bonduel | Paul Felix | 1959


Matthias Decleer Woning Bruninkhove | Jan Vandewalle | 1969


Matthias Decleer Woning G. Ghistelinck | Arthur Degeyter | 1963

Architectenwoning van architect Jacques Pêtre | 1961

De eigen woning en atelier van architect Jacques Pêtre (°Brugge 1930/†Brugge 2007) verraadt meteen de invloed van zowel Arne Jacobsen als – en vooral – van Richard Neutra. Vooral deze laatste bekoorde de Vlaamse naoorlogse architecten met zijn woningen die getuigden van vrijheid en optimisme. Dit enthousiasme wordt snel duidelijk in deze ruim bemeten woning die het hele terrein inpalmt. De garage en woning liggen ver uit elkaar maar zijn verbonden met een tuinmuur die meteen ook de private tuin aan het zicht onttrekt. Iets later werd ten noorden van de woning het atelier gebouwd. Jacques Pêtre studeerde af aan het Sint-Lucasinstituut te Gent en studeerde verder aan Ter Kameren te Brussel en in Venetië. Hij volgde stage te Brugge bij architect Luc Dugardyn waar hij aan de plannen van de ‘Outboard Marine’-fabriek kon werken, een modernistisch werk dat thans totaal verminkt is. Begin jaren ’60 volgde hij de oproep van Peter Callebout om alle West-Vlaamse modernistische architecten te verenigen. Uiteindelijk werd hij hierdoor medestichter van de groep Planning, die hij nadien tamelijk vlug verliet.

Woning A. Baes van architect Maurice Demeester | 1935

Maurice De Meester (°Gent 1890/†Brugge 1965) studeerde aan de Gentse Academie en kwam in Brugge wonen en werken nadat hij tijdens WOI een tijdje in Nederland had gewerkt. Samen met Huib Hoste bracht hij het Nederlandse baksteen-modernisme naar Brugge. Bekende werken van hem zijn de zogenaamde Gistfabriek en een directeurswoning in de J&M Sabbestraat. De halfopen woning aan de Gistelse steenweg is een mooi voorbeeld van de plastische behandeling van bouwvolumes. De blokramen naar Nederlands model – helaas is het schrijnwerk verminkt – zijn telkens op de hoeken geplaatst. De centrale traphal wordt zenitaal verlicht. Dit was de woning waar Marc Dessauvage leefde en werkte tot hij zijn eigen woning in Loppem betrok.

Woning J. Lem van architect Peter Callebout | 1963

Op een smalle strook — de straatzijde ligt daarbij ook nog aan de zuidkant van het perceel — bouwde Peter Callebout deze eengezinswoning met vrij weinig middelen. Het volume is over de gehele diepte overdekt met een lessenaarsdak, eindigend op de opvallende zuidgevel: niet meer dan een houtstructuur ingevuld met vensters en multiplexplaten, waardoor de zon toch tot in de diepste hoeken kan doordringen. Eén zijwand is massief en witgeschilderd, de andere was met planken afgewerkt, helaas nu vervangen. Het open plan van de begane grond geeft ruimte aan de leefhoeken en een slaaphoek. Onder het hellend dak is aan de straatzijde nog ruimte voor een tweede slaaphoek. Oorspronkelijk was de kleurkeuze voor de straatgevel fel contrasterend. Dit onbekend kleinood is een van de vele minimalistische woningen van architect Callebout (°Londen 1916/†Brussel 1970). Hij studeerde aan de Brugse academie en werd verder te Brugge door zijn vader Ernest opgeleid.

Matthias Decleer Architectenwoning | Jacques Pêtre | 1961


Matthias Decleer Woning A. Baes | Maurice Demeester | 1935


Matthias Decleer Woning J. Lem | Peter Callebout | 1963

Architectenwoning van architect Werner Vandenbogaerde | 1966

De woning is gelegen op een hoekperceel en met haar strakke volumes is ze een echte eyecatcher. Op de begane grond bevinden zich zowel het atelier als de leefruimten. Het atelier is vooraan gelegen aan de Doornstraat, gevat tussen twee binnentuinen die volledig ommuurd zijn. Deze muren omvatten ook de garage zodat het geheel de indruk wekt een langwerpig gesloten volume te zijn. De achteraan gelegen leefruimte heeft eveneens een door muren omsloten ruime binnentuin, die privacy geeft t.o.v. de dreef achteraan het perceel. Hierdoor ontstaat een spel van volumes waarboven – enkel gescheiden door kolommen met een glasstrook – de verdieping schijnbaar zweeft. De woning is het ontwerp van Werner Vandenbogaerde (°Brugge 1937/†Brugge 1981), afgestudeerd aan het Sint-Lucasinstituut te Gent en vaste medewerker van architect Crist Vastesaegher (°Tollembeek 1925/†Brugge 2012), waar hij jarenlang werkte aan talrijke kerken en scholen.

Woning A. Geerardyn van architect Huib Hoste | 1926

Oorspronkelijk behoorde de woning bij een achtergelegen drukkerij. De halfopen woning is plastisch uitgewerkt met vooruitspringende partijen, luifels en erkers. De muren zijn in baksteen waarbij de twee vlakken van de gevel in verschillende tinten behandeld zijn. Het schrijnwerk is bewaard, wat uiterst zeldzaam is voor een gebouw van bijna 100 jaar oud. Ook de meubels van de woonkamer zijn bewaard en worden in het Designmuseum te Gent tentoongesteld. De bouwheer, Achiel Geerardyn, was drukker en uitgever tot zijn zaak in 1935 over kop ging. In zijn drukkerij werden vooral werken uitgegeven rond de Vlaamse strijd, religie, kunst en ook een architecturaal werk Van Wonen en Bouwen geschreven door Huib Hoste. Hoste werd soms ingeschakeld voor de vormgeving van Geerardyns boeken en ontwierp zowel de woning als de helaas verdwenen drukkerij.

Rijwoning B. Broucke van architect Axel Ghyssaert | 1964

Er zijn niet zoveel modernistische rijwoningen. Axel Ghyssaert heeft ook hier gezocht om een maximum aan transparantie te bekomen. De gevel is geleed door horizontale, gesloten banden. In de afwisselende open stroken zijn de ramen in plan teruggetrokken. Hierdoor blijft er ruimte om plantenbakken te voorzien – een kenmerk dat ook bij andere projecten van Ghyssaert voorkomt – zodat de natuur in de woning binnengetrokken wordt. De grote openheid wordt bijgevolg wat onttrokken aan het zicht vanop straat en er wordt tegelijkertijd schaduw gegeven op deze zuidwestgevel. Het interieur is georganiseerd rond een open trap, fel belicht door een grote epoxy-dakkoepel. Zowel de straat als de tuin zijn bereikbaar via minimalistische hellingen, ook hier met de bedoeling de grens buiten-binnen minimaal te houden. Op de halfondergrondse verdieping was de praktijk van Mevr. Broucke gepland. Axel Ghyssaert hield steeds rekening met de situatie en de context van de bouwplaats. Ook hier hield hij zich strikt aan de strenge voorschriften, zowel naar hoogte als naar dakvorm toe. Wat er in de omgeving wél is gebouwd, toont hoe relatief die voorschriften uiteindelijk toegepast werden.

Matthias Decleer Architectenwoning | Werner Vandenbogaerde | 1966


Matthias Decleer Woning A. Geerardyn | Huib Hoste | 1926


Matthias Decleer Rijwoning B. Broucke | Axel Ghyssaert | 1964

Bedrijf en Woning J. Billiet van architect Huib Hoste | 1928

Net als woning Geerardyn situeert deze woning zich in de naoorlogse periode van Huib Hoste, waar hij nog sterk onder invloed van het Nederlands modernisme staat. In 1927 krijgt hij opdracht van Jules Billiet, zaakvoerder van een schildersbedrijf, om een diamantslijperij met woning te ontwerpen. Woning en bedrijf zijn op een dubbel perceel gebouwd, waarbij een doorgang naar het bedrijf opengehouden werd. Het halfopen huis is opgesplitst in twee volumes: een lager met de inkom en een hoger voor de rest van de woning. De kroonlijst van het lagere gedeelte is even hoog als deze van de erker op de verdieping, beide weliswaar gescheiden door een dominante schouw. Ook hier was een hellend dak verplicht: de keuze viel op een schilddak, waardoor deze nauwelijks zichtbaar is vanop straat. Binnenin kan men spreken van een totaalconcept: meubels en decoratie zijn van de hand van Hoste. De meubels belandden in privé-verzamelingen, toch konden 2 kasten die het interieur van de woonkamer vervolledigen na onderhandeling aangekocht worden. De polychromie van de woonkamer is bewaard onder een exacte kopij zodat het concept toch voor een groot deel kon worden geëvoceerd. Huib Hoste (°Brugge 1881/†Hove 1957) was door zijn opvoeding – zeker onder invloed van kanunnik A. Duclos – sterk betrokken bij de katholieke, ultramontaanse neogotiek. Na zijn verblijf in Nederland evolueert hij naar het modernisme, waarbinnen hij in de jaren ’30 verder groeit en daarbij ook aanwezig was op het eerste CIAM-congres.

Les Heures Claires van architect Georges Van Houtryve | 1936

Voor Brugge is dit het meest gave voorbeeld van art-deco-architectuur, naar voorbeeld van de Parijse avant-garde. De architect Georges Van Houtryve (°Brugge 1904/†Brugge 1961), zoon van een bekende brouwersfamilie, heeft een zeer heterogeen oeuvre nagelaten. Bouwheren waren het echtpaar J-C de Brouwer en J. de Falloise. Hij was de zoon van de bekende Brugse industrieel, uitgever en kunstminnaar; zij was de dochter van een vooraanstaande Luikse familie, die hen deze villa als huwelijksgeschenk gaf! Hun verblijf in deze villa was echter van korte duur. De halfopen woning volgt de rij van de woningen in de straat. Omdat vlak voor de woning de straat een bocht neemt, wordt een ruime esplanade gecreëerd. Het spel van witgepleisterde volumes laat toe het gebouw goed af te lezen. De inkom is prominent met een mooie voordeur in art-decosmeedwerk – erboven stond de naam van de villa Les Heures Claires, maar die is nu verdwenen. Links ervan bevinden zich de woonruimten, rechts het trappenhuis verlicht door een monumentaal, verticaal raam centraal gelegen in een subtiel verscholen secundair symmetrisch plan.

Rijwoning H. Breemersch van architect Nachman Kaplansky | 1936

Het echtpaar Huibrecht Breemersch-Catoor bestelde hun burgerwoning bij een Antwerps-Joodse architect, zonder dat wij kunnen achterhalen welk verband er bestond tussen deze fabrieksdirecteur en de architect. Alhoewel dit waarschijnlijk de enige, echt modernistische woning in de Brugse binnenstad (dan nog aan de ring) is, is het concept erg burgerlijk, met ontdubbelde circulatie voor personeel en eigenaar. De begane grond wordt volledig ingenomen door een diepe garage en dienstruimten. Via een brede sierlijke trap bereikt men het schoon verdiep – zoals de plannen aanduiden – met de leefruimten. Deze centrale trapruimte krijgt veel aandacht door zijn ruime afmetingen en zenitaal licht. Een wat smallere trap leidt verder naar de slaapkamers van het echtpaar. De woning is weliswaar gebouwd in spiegelbeeld met de oorspronkelijke vergunning. De gevel is uitgevoerd in Juvigny-natuursteen met stalen kozijnen die, helaas, reeds in 1968 werden vervangen. Nog voor de Duitsers in 1940 ons land binnenvielen, nam architect Nahman Kaplansky (°1904 Bielsk Podlaski/†Israël?) de vlucht richting Tel-Aviv.

Matthias Decleer Bedrijf en Woning J. Billiet | Huib Hoste | 1928


Matthias Decleer Les Heures Claires | Georges Van Houtryve | 1936


Matthias Decleer Rijwoning H. Breemersch | Nachman Kaplansky | 1936

Fietskaart

‘Brugs modernisme: een randgeval?’

De gedrukte fietskaart heeft twee uitgestippelde fietsroutes en kan je bestellen via info@archipelvzw.be.
Kostprijs 8 € inclusief verzendingskost, te betalen op rekening van Archipel BE50 7380 2952 6418