Le Corbusier
Le Corbusier (°La Chaux-de-Fonds, 6 oktober 1887 – †Roquebrune-Cap-Martin, 27 augustus 1965) geboren als Charles-Édouard Jeanneret-Gris was een Zwitsers-Frans architect en stedenbouwkundige (hij nam de Franse nationaliteit aan in 1930). Zijn betekenis en invloed voor het Nieuwe Bouwen en de Internationale Stijl waren zo groot dat hij soms de ‘architect van de 20e eeuw’ wordt genoemd.
Hij groeide op als zoon van een emailleur van horlogekasten en een amateurpianiste in zijn geboortedorp, La Chaux-de-Fonds in Zwitserland, en bezocht daar vanaf zijn 14de (1901) de School voor decoratieve kunsten om lessen in graveren te volgen. Daar werd hij beïnvloed door zijn mentor Charles L’Eplattenier. Op negentienjarige leeftijd (1906) bouwde hij met René Chappalaz Villa Fallet in zijn geboorteplaats. De eerste van een reeks van zes in de periode 1906-1916.
Hij wisselde zijn bouwactiviteiten af met langdurige studiereizen naar de Donaulanden, de Balkan en Toscane (1907). In Wenen werkte hij een tijdje bij Josef Hoffmann (Oostenrijks architect en ontwerper) en kwam zo ook in contact met het werk van de Oostenrijkse architect Adolf Loos, dat een sterke indruk op hem maakte. In 1909 trok hij naar Parijs, waar hij veertien maanden werkte voor het ingenieursbureau van Auguste Perret, architect en specialist in gewapend beton. Perret had ongetwijfeld een grote invloed op Le Corbusier, aangezien deze ervan overtuigd was geraakt dat gewapend beton het materiaal van de toekomst was.
In 1910 werkte hij als tekenaar in het atelier van Peter Behrens in Neubabelsberg, waar toen ook Walter Gropius en Ludwig Mies van der Rohe werkten.
Le Corbusiers gebruik van rationele structuren, simpele materialen en standaardisering, vindt zijn wortels in de ascetische en harmonieuze doctrine van het orphisme. Le Corbusier wedijverde voor een monniksleven, waarbij lange uren in afzondering worden doorgebracht. Één van de belangrijkste doelstellingen van Le Corbusier was, om mensen te helpen in het proces van savoir habiter: weten hoe te leven. Le Corbusier was heel bekommerd om de manier waarop het lichaam op de kunst en de architectuur zou reageren. Hij geloofde dat de voornaamste middelen om gedachten te beïnvloeden, het beïnvloeden van het lichaam in het onbewuste was. Le Corbusier deed daarom in zijn architectuur een beroep op de zintuigen en dit op verschillende manieren.
Le Corbusier was niet onmiddellijk geïnteresseerd om uniform licht te creëren. Hoewel hij van oordeel was dat licht en schaduw een vorm kracht gaven, hadden zijn ontwerpen nood aan een gerichte verlichting voor de creatie van schaduwen. Centraal in zijn filosofie staat het idee van omkadering, hij dacht voortdurend in termen van kaders. Deze kaders zijn vaak gebaseerd op de modulor en kunnen vast, impliciet of doorschijnend zijn. Voor Le Corbusier gaf het creëren van kaders hem een kans om zijn bijzondere inzicht van ruimte te accentueren en te prijzen.